Met veel genoegen kunnen wij laten weten dat UNO-collega Marjon van Rijn is benoemd tot bijzonder lector kwaliteit van ouderenzorg aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit bijzonder lectoraat is ingesteld vanuit Amsterdam UMC, afdeling ouderengeneeskunde, UNO Amsterdam.

Fantastisch nieuws voor Marjon én voor de samenwerking met het HBO vanuit onze afdeling en netwerk. Want deze belangrijke spilfunctie tussen onderzoek, praktijk en onderwijs is van grote waarde voor de ouderenzorg.

We feliciteren Marjon van harte met de benoeming tot bijzonder lector en wensen haar veel succes en plezier bij de invulling van haar lectoraat!

Namens de afdeling Ouderengeneeskunde en UNO Amsterdam,

Bianca Buurman en Martin Smalbrugge

 

 

Ook in 2024 delen wij weer graag nieuwe kennis en inspiratie met je. Hebben we in 2023 honderden deelnemers bij onze UNO Evenementen mogen ontvangen, hopen we dat in 2024 weer te mogen doen. Bekijk ons uitgebreide evenementenaanbod hier en schrijf je vast in. De evenementen zijn voor collega’s die werken voor een UNO-organisatie gratis.

En vind je het leuk om ook andere collega’s op onze UNO Evenementen te wijzen? Download dan gelijk de poster, print deze uit en hang ‘m in de personeelsruimte op. Zo bereiken we nog meer collega’s!

 

 

 

Op vrijdag 10 november sprak Martin Smalbrugge zijn inaugurele rede uit en aanvaardde daarmee officieel zijn benoeming tot hoogleraar Ouderengeneeskunde.

Tijdens een inspirerend symposium, dat hieraan voorafging, luisterde een volle zaal naar onder meer de volgende sprekers:

Dr. Esther Helmich, specialist ouderengeneeskunde, Amsta

Dr. Renée van der Leeuw, specialist ouderengeneeskunde, Amaris Zorggroep

Drs. Annemarie Moll-Jongerius, specialist ouderengeneeskunde, LUMC

Dr. Ariadne Meiboom-Noël, specialist ouderengeneeskunde, Amsterdam UMC

 

De oratie van Prof. Dr. Smalbrugge heeft als titel  ‘Ouderengeneeskunde, duurzame en passende medische zorg’. 

Op 12 oktober jl. sprak Cees Hertogh zijn afscheidsrede uit. Hier aan vooraf vond zijn afscheidssymposium plaats. Een bijzondere dag, waarop wij als collega’s met veel trots en plezier terugkijken.

Namens Cees heel veel dank voor de vele blijken van waardering en betrokkenheid, de cadeaus en de mooie woorden – ook van hen die niet persoonlijk aanwezig konden zijn.

Tot half december staat de afscheidsrede en de presentaties op deze pagina:

Tot hier ben ik gekomen_afscheidsrede Cees Hertogh

Alistair Niemeijer Afscheid Cees Hertogh

Daisy Janssen  Afscheid Cees Hertogh

Kees Blankman_Afscheid Cees Hertogh

Laura van Buul – Afscheid Cees Hertogh

 

 

Cees Hertogh over de toekomst van de ouderenzorg en wetenschap
“Ouderenzorg is mensintensieve zorg. Die kun je niet aan technologie overlaten. En liefde ook niet.”

Begin april nam professor Cees Hertogh al officieel afscheid als aanvoerder van de afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC en UNO Amsterdam. Op 12 oktober houdt hij zijn afscheidsrede. Alle reden om hem in deze UNO Update nog één keer uitgebreid aan de tand te voelen. Hoe kijkt hij naar de toekomst van de ouderenzorg? En hoe zouden zorg en wetenschap daarop kunnen inspelen?

“Echt vrolijk word je er niet van”, zegt Cees gevraagd naar zijn visie op de toekomst. “We zien een grote toename in het aantal ouderen en met name in het aantal ouderen dat met medische en zorgproblemen van doen krijgt. Die hebben allemaal ouderenzorg nodig. Die zorg moet steeds meer buiten het verpleeghuis worden gegeven, omdat het aantal verpleeghuisplaatsen niet gelijkloopt met de stijging van het aantal ouderen dat intensieve zorg nodig heeft. Daarnaast zien we dat het tekort aan zorgverleners in de ouderzorg groot is, zowel absoluut als relatief. Dat tekort loopt de komende jaren alleen maar verder op.”

Ouderengeneeskunde in de eerste lijn
Omdat kwetsbare ouderen ook buiten het verpleeghuis recht hebben op goede medische zorg, ziet Cees graag dat de specialist ouderengeneeskunde steeds meer naast de huisarts komt te staan om een deel van de zorg over te nemen. “De expertise die we intramuraal hebben opgebouwd, moeten we ook extramuraal delen. Een aantal jaren geleden zijn we daarom een initiatief begonnen om de ouderengeneeskunde naar de eerste lijn te brengen. Naast de universitaire huisartsenpraktijk hebben we toen een universitaire praktijk ouderengeneeskunde opgezet.”

“Binnen de praktijk zijn huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde inhoudelijk gaan samenwerken. Zo konden we laten zien hoeveel waarde je toevoegt als je de dokter naar de patiënt brengt. Mensen krijgen de zorg thuis en hoeven niet naar het ziekenhuis voor allerlei poliklinische bezoeken en dokters. Omdat ze geen tweedelijnsvoorzieningen gebruiken, bespaart dat geld. Tegelijkertijd kunnen we door een betere kwaliteit van leven thuis ervoor zorgen dat verpleeghuisopname kan worden uitgesteld. En is zo’n opname toch nodig, dan komt zoiets niet in een crisissituatie tot stand, maar met een goede voorbereiding.”

Medebehandeling
Volgens Cees is een specialist ouderengeneeskunde (SO) in de eerste lijn ook van grote waarde voor de huisartsen: “Zij verliezen regelmatig de regie in de zorg, omdat patiënten bij veel medisch specialisten lopen. Die verwijzen onderling naar elkaar voor losstaande controles, interventies en onderzoeken. Het is de SO die de zinvolheid hiervan met de patiënt bespreekt. Dat gebeurt in een situatie die de patiënt gewend is: bij de mensen thuis, in hun eigen omgeving.”

De patiënt komt voor een beperkte tijd in medebehandeling van de specialist ouderengeneeskunde. “Die kijkt heel goed wat er nodig is en wat er anders en minder kan. Doel van de SO: hoe krijgen we een stabiele situatie, zodat de patiënt niet naar het ziekenhuis hoeft en in de eigen omgeving blijven kan? En hoe kunnen we de huisarts weer in regie brengen, zodat deze de zorg weer kan terugnemen?”

Navolging
Cees is blij dat de gedachte achter de universitaire praktijk ouderengeneeskunde steeds meer navolging krijgt: “Het model voor ouderengeneeskunde in de eerste lijn wordt steeds breder uitgerold. Amsterdam ontwikkelt dit stapsgewijs door binnen het Netwerk Ouderengeneeskunde Amsterdam.”

“Ook de landelijke beroepsorganisatie is bezig om die plek voor de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn goed te regelen. Die samenwerking moet niet alleen inhoudelijk goed worden afgestemd, maar ook financieel: er moet wel een redelijk tarief tegenover staan. Met het huidige, schrale tarief kun je als SO wel een consult doen, maar je kan niet je hele expertise inzetten als je daarvoor de middelen niet krijgt.”

Personele invulling
De prominente rol die steeds vaker aan de specialisten ouderengeneeskunde wordt toegekend, vraagt wel om meer dokters. Cees weet dat er een personeelstekort is, maar ziet ook mogelijkheden: “De kerntaken van specialisten ouderengeneeskunde moeten duidelijk worden afgekaderd. Daarbij moeten we hen meer armslag bieden door verpleegkundig specialisten op te leiden die zich toeleggen op de ouderengeneeskunde.”

Binnen de muren van het verpleeghuis ziet Cees de verzorgende en verpleegkundige als een belangrijk verlengstuk van de specialist ouderengeneeskunde. “De ‘as’ arts – verzorgende – verpleegkundige is cruciaal voor het welslagen van het werk van de dokter en voor de kwaliteit van leven van de patiënt. Zij hebben elkaar nodig. De arts moet daarbij toezien op de kwaliteit van zorg en zal met het verzorgendenteam aan ‘éducation permanente’ moeten doen.”

Verzorgende centraal in de zorg
De waarde van de rol van verzorgenden en verpleegkundigen in verpleeghuizen moet volgens Hertogh terugkomen in de organisatie van de zorg. In zijn boek Functionele geriatrie schetst hij het multidisciplinair werken oude stijl en nieuwe stijl. “Bij de oude stijl bemoeit iedereen zich met de bewoner die binnenkomt in het verpleeghuis. Fysiotherapeut, ergotherapeut, diëtiste, logopediste en maatschappelijk werker komen allemaal langs en geven instructies aan de verzorgenden. Daarmee onderschat je de expertise van de verzorgenden en hol je die uit.”

“De nieuwe stijl – wat mij betreft de juiste werkwijze – stelt de expertise van de verzorgenden veel meer centraal. Samen met hen kijken we wat de zorgvragen van de bewoner zijn en bepalen we wie er vanuit het multidisciplinaire team nodig is. Zo spring je efficiënter om met de multidisciplinaire deskundigheid. Tegelijkertijd ontstaat er ook meer trots bij de verzorgenden. Je maakt hun werk aantrekkelijker, inspirerender en bevredigender. Dat helpt om hen binnenboord te houden en niet voor het ZZP-schap te kiezen dat de zorg nog duurder maakt.”

Efficiënter werken
Cees is ervan overtuigd dat een efficiëntere taakverdeling tussen arts en verpleegkundig specialist, en een nauwere samenwerking tussen arts, verzorgende en verpleegkundige de ouderengeneeskunde toekomstbestendiger maakt. Tegelijkertijd verwacht hij dat de druk op de zorg voorlopig niet afneemt. “Het personeelstekort blijft. Hooguit kun je parttime werkenden die een dure zorgopleiding hebben genoten, aanmoedigen om voor een iets grotere werktijdfactor te gaan.”

Of technologie een hoofdrol kan spelen? “Technologie is bruikbaar voor vroegsignalering, en slimme sensoren kunnen bijvoorbeeld helpen om incontinentiemateriaal efficiënter te gebruiken. Technologie kan mensen volgen, zodat ze niet achter een gesloten deur hoeven te zitten. Verder kun je bijvoorbeeld consulten op afstand doen. Al die onderdelen leveren opgeteld zeker een bijdrage, maar ouderenzorg blijft in de kern mensintensieve zorg. Die kern kun je niet op technologie overdragen. En liefde ook niet.”

Wetenschap
Bij alle toekomstige ontwikkelingen kan de ouderengeneeskunde in ieder geval rekenen op de ondersteuning vanuit de wetenschap, zo weet Cees: “Ik ben trots op mijn afdeling zoals die er nu staat. We hebben alle disciplines die actief zijn in de ouderenzorg, in huis: niet alleen dokters en paramedici, maar vooral ook verpleegkundigen en verzorgenden. Dat bredere perspectief nemen we mee in onze onderzoeken.”

Cees vindt het prettig om te weten dat anderen doorgaan met de thema’s waarmee hij is begonnen. “Multimorbiditeit en dementie zijn sowieso thema’s waarop we wat mij betreft nog meer inzicht moeten krijgen. Neem dementie: de nadruk in het onderzoek lag heel erg op psychosociale benaderingswijzen en pillen, zonder dat we goed wisten wat zich in het brein van mensen met gevorderde dementie afspeelt.”

“Tot voor kort was het welhaast taboe om het over een ‘ziekte in het brein’ te hebben. We zouden meer over ‘mensen met dementie’ moeten praten. Met dat laatste ben ik het eens, maar het heeft er wel toe geleid dat we weinig oog hebben voor hoe hun bewustzijn verandert en wat dit betekent voor hoe zij in de wereld staan en hun omgeving gewaarworden. Juist door de ziekte nog beter te begrijpen, kunnen we probleemgedrag mogelijk voorkomen – en daarmee wellicht ook een verhuizing naar het verpleeghuis. Daarom is onderzoek cruciaal.”

Leerstoelen overal
Hoe kijkt Cees tot slot aan tegen de toekomst van zijn vak in Nederland? “De ouderengeneeskunde staat meer dan ooit op de kaart. Dat neemt niet weg dat het altijd beter kan. Zo hebben we nu nog maar één vrouwelijke hoogleraar. Dat mogen er meer zijn. En het zou mooi zijn, wanneer de ethiek ook weer een plaats krijgt in een van de hoogleraarschappen. Dat zat tot nu toe alleen in mijn portefeuille.”

“Overigens is het vak ouderengeneeskunde nog niet aan elke universiteit vertegenwoordigd. Wat mij betreft krijgt elke universiteit een hoogleraar ouderengeneeskunde. Vooral ook om het vak in de basisopleiding tot arts goed neer te zetten. Het blijkt namelijk dat mensen vaak niet voor het vak kiezen, omdat ze er niets van weten. En onbekend maakt onbemind. Dus ja, laat aan elke universiteit een leerstoel gevestigd zijn.”

“Ook niet onbelangrijk: laat al die universiteiten in gezámenlijkheid vormgeven aan het onderzoek – in plaats van in concurrentie en competitie. Door de jaren heen hebben we al mooie stappen samen gezet. Zo heeft iedere groep nu al zijn eigen onderzoeksexpertise. Daarin vullen we elkaar goed aan. Maar de samenwerking kan wat mij betreft naar een nog hoger niveau worden getild. Dat verdienen de ouderengeneeskunde en de kwetsbare ouderen in Nederland.”tt

 

Officier in de Orde van Oranje-Nassau

Op donderdag 12 oktober sprak Cees Hertogh zijn afscheidsrede uit en nam daarmee afscheid van zijn rol als hoogleraar van de afdeling Ouderengeneeskunde en UNO Amsterdam. Uit handen van burgermeester Joyce Langenacker van de gemeente Ouder-Amstel heeft hij de onderscheiding Officier in de Orde van Oranje-Nassau mogen ontvangen. Een bijzonder gebeuren waar wij als collega’s van UNO Amsterdam enorm trots op zijn!

Binnen het UNO vinden we het belangrijk dat wetenschap en praktijk elkaar weten te voeden en vinden. Hiervoor zetten wij ons als netwerk samen in. Om dit nog effectiever te kunnen doen, wil UNO haar inspanningen op het gebied van kennisdelen en toepassen/implementeren beter afstemmen op de (kennis)behoefte van de lidorganisaties. Daarbij vinden we het van belang dat lidorganisaties hierop tijdig met hun jaarplan cyclus kunnen participeren.

UNO heeft dit voorjaar in kaart gebracht welke kennis er in 2024 beschikbaar is of komt (onderzoekslijnen en themagroepen). Er is een werkwijze opgesteld om samen te bepalen aan welke kennis(producten) en onderwerpen UNO in 2024 uitgebreid aandacht gaan besteden. UNO-commissies zijn gevraagd om de interesse van hun organisaties in de 12 onderwerpen op de longlist voor 2024 te verkennen. Er popte 7 kennis(producten) en onderwerpen op (de shortlist), waar onze lidorganisaties de meest belangstelling voor hadden. Deze shortlist is vervolgens breder onder de aandacht gebracht binnen onze lidorganisaties, waarbij iedere (zorg)medewerker de gelegenheid kreeg om zijn of haar interesse middels een stemformulier bekend te maken.

‘We kijken tevreden op deze werkwijze terug’, vertelt Josien Wijffels, implementatieadviseur bij UNO Amsterdam. ‘In één week tijd (20 t/m 27 juni jl.) hebben we van verschillende type zorgprofessionals uit onze lidorganisaties 250 stemformulieren ontvangen en zijn totaal 582 stemmen op de kennis(producten) en onderwerpen van  de shortlist uitgebracht.’ De meeste stemmen gingen naar:

  • Beter-laten-lijst voor de intramurale verpleeghuissetting (123 stemmen)
  • Handreiking ‘Zorg in de laatste levensfase voor mensen met dementie’ (96 stemmen)
  • Zorgtechnologie gericht op ‘Zorg op afstand’ (95 stemmen)
  • Trainen en revalideren van kwetsbare ouderen in de GR, wijk en ziekenhuis (83 stemmen)

 

Komende periode gaat UNO zich buigen over wat de uitslag van de stemming betekent voor onze aanbod gericht op kennisdelen en kennistoepassing/ implementatie in de praktijk. Josien wijffels licht toe: ‘Dit gaat het UNO adviesteam (bestaande uit een communicatie en kennisadviseur, onderwijs adviseur en implementatie adviseur) oppakken, samen met de onderzoekers en themagroepleden, die de hoogst scorende onderwerpen hebben aangedragen. Daarbij betrekken we uiteraard ook graag andere relevante professionals uit de praktijk. Zo komen we niet alleen samen tot een gedragen prioritering voor kennis delen en – toepassen/implementeren in 2024, maar streven we vooral ook naar een UNO aanbod bestaande uit communicatie, scholing en implementatie dat aansluit bij de behoeftes van de lidorganisaties.’

 

Voor vragen over de werkwijze, de kennis(producten) en onderwerpen kun je terecht bij josien Wijffels: j.f.a.m.wijffels@amsterdamumc.nl

 

 

Op 12 oktober 2023 vindt de SANO Wetenschapsdag plaats, dit jaar georganiseerd door UNO Amsterdam.

Bijzonder dit jaar is dat de wetenschapsdag wordt gecombineerd met het afscheid van prof. dr. Cees Hertogh. Hij is hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen, en was tot 1 maart 2023 hoofd van UNO Amsterdam. Het ochtendprogramma zal bestaan uit presentaties uit alle academische werkplaatsen van SANO. Het middagprogramma bestaat uit een symposium met externe sprekers, gevolgd door de afscheidsrede van Cees Hertogh.

Het programma staat in de uitnodiging in de bijlage.

Ben je werkzaam in een organisatie die lid is van één van de Samenwerkende Academische Werkplaatsen Ouderengeneeskunde, of ben je uitgenodigd om deze dag bij te wonen? Schrijf je dan in via deze link.

En hier vind je het programma.

 

 

Op 1 april nam professor Cees Hertogh afscheid als inspirerend aanvoerder van de afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC en UNO Amsterdam. Alle reden om hem in de UNO Updates van 2023 uitgebreid aan het woord te laten. Besteedden we in de vorige editie aandacht aan zijn rol in de ontwikkeling van de ouderengeneeskunde, deze keer praten we met hem over ethische zaken. Hoe kijkt Nederland volgens hem tegen de ouderenzorg aan? Wat moet er volgens hem anders? En hoe dragen ‘zijn’ leerstoelen daaraan bij?

Het antwoord op de vraag wat ethiek inhoudt, is volgens Cees niet eenvoudig. “Ethiek gaat om het streven naar het goede leven, voor en met anderen. Maar wat is dan goed en hoe geven we dat met elkaar vorm? Daar zit een lange filosofische discussie achter. De huidige dominante ethiek binnen de samenleving verbindt het goede leven vooral met autonomie en zelfbeschikking. De mens ziet zich graag en vooral als een zichzelf regisserend wezen dat pas in tweede instantie afhankelijk is van anderen.”

“Maar we zijn maar gedeeltelijk autonoom en zeker niet in alle fasen van ons leven. De ethiek van de zorg gaat daarom uit van een ander mensbeeld. Die zegt: als we alleen kijken naar autonomie en zelfbeschikking, dan vergeten we dat we in een samenleving leven waarin mensen door zorg met elkaar verbonden zijn. We ontvangen én verlenen zorg. Zorg is daarmee onderdeel van het goede leven, want denk de zorg weg en de samenleving komt krakend en piepend tot stilstand. We zijn dus niet alleen autonome maar ook zorgafhankelijke mensen.”

‘Succesvol ouder worden’
Volgens Hertogh zorgt het dominante mensbeeld van autonomie en zelfbeschikking ervoor dat de samenleving zich niet goed weet te verhouden tot de kwetsbaarheid van de ouderdom: “Zolang we vitaal ouder worden en zelfredzaam blijven, hebben we er geen moeite mee. Anders wordt het, wanneer de gebreken zich melden. Dan staat de samenleving met de rug naar de ouderdom toe.”

“Dat hebben we ook tijdens de coronacrisis gezien. Eerst was er begrip voor bescherming van de kwetsbaren. Maar aangewakkerd door de dorhoutdiscussie van Marianne Zwagerman kwam er ook een negatief sentiment naar boven: ‘Laat die ouderen maar in hun eigen bubbel leven, zodat wij onze gang kunnen gaan’.”

Fase van afhankelijkheid blijft
“We hebben ‘succesvol ouder worden’ – dat wil zeggen oud worden zonder ziekte en gebreken – tot norm verheven. Het liefst zien we allemaal dat we tot aan de dood vitaal blijven en er helemaal geen fase van afhankelijkheid komt. Dat is ook wat James Fries met zijn compressietheorie bedacht. Zijn idee: als je de preventie maar goed vormgeeft en allemaal actief blijft in je leven, kun je de fase van gebrekkigheid misschien wel verkorten en beperken tot rond het levenseinde.”

“Maar wat we in grote studies zien is dat mensen weliswaar ouder worden en langer actief blijven, maar op enig moment toch ook zorgbehoevend worden. Daarmee schuift de periode van afhankelijkheid alleen maar op.”

De realiteit wegdrukken
Hertogh gaat verder: “Intussen weet iedereen dat ‘succesvol ouder worden’ een eenzijdig concept is, dat geen recht doet aan de veelkleurige realiteit van het ouder worden. Het is eerder een droombeeld dan een realistisch denkbeeld. Maar als norm draagt ‘succesvol ouder worden’ wel bij aan het negatieve imago van de ouderenzorg. Dat merk je bijvoorbeeld ook als het gaat om werving. Veel mensen vinden het niet sexy om in de ouderenzorg te werken. Die werken liever in de curatieve zorg, omdat ze mensen beter willen maken.”

Cees vindt dat de ouderenzorgorganisaties ook zelf bijdragen aan de instandhouding van het negatieve beeld. “Kijk maar eens op een website van een verpleeghuis en je ziet vrolijke vitale ouderen die aan het bingoën zijn. Of neem hun organisatienamen met varianten van het Latijnse woord ‘leven’. Daarmee druk je de realiteit uit beeld en wek je verkeerde verwachtingen”.

Alle feiten vertellen
Binnen de leerstoel Ouderengeneeskunde en de leerstoel Ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen heeft Cees zich jaren intensief ingespannen om negatieve beelden en vooroordelen zoveel mogelijk te bestrijden en te ontkrachten. “Ik vind het een opdracht van de leerstoelen – en ook van mijn collega’s – om een realistisch beeld te schetsen van wat veroudering en ouderenzorg inhoudt. Enerzijds doen we dat door wetenschappelijk onderzoek. Anderzijds is het ook een opdracht voor de ethiek, in het bijzonder voor een ethiek van de zorg, om kritisch te monitoren hoe de samenleving met kwetsbare ouderen en de ouderenzorg omgaat.”

“Essentieel is dat we als academie het objectieve, feitelijke verhaal van de ouderdom blijven vertellen. Ouder worden is niet per se een succesverhaal, maar het is wel een sterk verhaal als het goed wordt verteld. Zo helpen we voorkomen dat de ouderenzorg alleen maar in beeld komt op basis van incidenten en ontluisterende situaties.”

Droombeeld van ouderdom
“Toen bij de moeder van Staatssecretaris Van Rijn urine langs haar enkels liep, pakten de media dit op als teken van een algeheel falende ouderenzorg en was het land te klein. Je zag publieke verontwaardiging uit onwetendheid, maar er was niet per se sprake van slechte zorg. Veel ouderen krijgen op latere leeftijd last van incontinentie. Dan is incontinentiemateriaal een uitkomst, zeker als mensen slecht ter been zijn. Maar dat past niet bij ons droombeeld van de ouderdom. We willen het leven wel in luiers beginnen, maar er niet in eindigen.”

Ook op het vlak van dementie is er nog terrein te winnen. “Nederland wil een dementievriendelijke samenleving zijn, waarin mensen met dementie zo goed en zo lang mogelijk kunnen blijven participeren, zo nodig met deskundige en professionele ondersteuning. Maar velen zien dementie vooral als een ontluisterende toestand die je het beste met de dood oplost. Die visie bevordert de integratie van mensen met dementie bepaald niet. Integendeel. Het vergt dan ook nog veel inspanning om op een andere manier naar mensen met dementie te kijken. Leven met dementie gaat niet per se ten koste van menselijkheid of waardigheid. Ik vind dat we het totaalbeeld van ouder worden in al zijn schakeringen moeten schetsen.”

Goed toegeruste zorgverleners
Behalve een realistisch beeld van ouderdom vindt Cees het ook belangrijk dat zorgverleners adequaat worden toegerust om goede zorg te verlenen aan ouderen: “Je hebt wetenschappelijk onderzoek nodig dat leidt tot praktisch toepasbare kennis voor de ouderenzorg. Je moet zorg- en hulpverleners handelingsperspectief bieden vanuit kennis die werkt bij de doelgroep. Zo versterken we hun vakbekwaamheid en dragen we bij aan hun werkplezier. En ook al kunnen zij mensen niet genezen, ze kunnen wel verlichten en vertroosten.”

“In de dementiezorg zijn allerlei omgangsvormen bedacht, die vooral ontwikkeld zijn door onderzoek onder mensen met beginnende dementie, of die helemaal niet wetenschappelijk getoetst zijn. Gaan verzorgenden daarmee aan de slag bij mensen met gevorderde dementie, dan werken die omgangsvormen niet meer. Dat zorgt voor frustratie, verminderd werkplezier en een kans dat ze de ouderenzorg verlaten. Daarom is het zo belangrijk dat we wetenschappelijk onderzoek doen onder deze groep cliënten, opdat we oplossingen vinden die wél werken.”


Goede informatie bij levenseinde
Tijdens zijn hoogleraarschap deed Cees veel onderzoek naar goede zorg in de laatste levensfase. “Voor velen speelt het sterven zich vaak buiten het gezichtsveld af. Op basis van onderzoek naar het levenseinde van mensen met dementie hebben we een informatieboekje ontwikkeld dat verzorgenden en familieleden een realistisch beeld geeft van het sterfbed. Mensen schrikken bijvoorbeeld vaak van het geluid van slijmreutels in de keel. Vaak denken ze dat iemand ontzettend kortademig is, maar dat geluid ontstaat juist doordat de stervende niet meer slikt. Zonder die informatie kun je denken dat iemand een slecht sterfbed heeft gehad – en dat is weer slecht voor het beeld van de ouderenzorg.”

Naast een goede informatievoorziening hebben Cees en zijn team ook bijgedragen aan een sterk verbeterde palliatieve zorg, bijvoorbeeld bij de verlichting van pijn en andere belastende symptomen.


Breder kijken
Om zorgverleners in hun werk voor zorgafhankelijke ouderen te ondersteunen, ontwikkelde Cees de ‘probleemgerichte zorg voor ouderen met complexe problemen’. “We moeten als zorgverleners sowieso niet meer in termen van ziekte en diagnoses denken. Mensen op hoge leeftijd hebben al zoveel aandoeningen dat het niet de moeite loont om nog een nieuwe ziekte vast te stellen. Daarnaast zijn het vaak chronische aandoeningen waaraan oorzakelijk weinig te doen is.”

“Zorgverleners moeten zich dan ook veel meer richten op de problemen die mensen als gevolg van hun aandoeningen ondervinden. Je kunt er mogelijk weinig aan doen dat iemand slecht ter been is, maar je kunt de omgeving wel zo inrichten dat iemand beter kan bewegen. Kortom, als zorgverlener moet je breder kijken, andere interventies inzetten en accepteren dat je het probleem niet volledig kunt wegnemen.”

“En dat laatste moet je vooral ook overdragen aan cliënten en hun naasten. Zo kunnen we mogelijk  stapje voor stapje duidelijker maken dat niet alles maakbaar, maar veelal wel draagbaar en waardig te maken is.”


Euthanasie bij dementie
Een thema waar Cees zich altijd druk over heeft gemaakt is de euthanasieverklaring met dementieclausule: “Mensen geven daarmee aan dat er euthanasie op hen moet worden toegepast, als ze bijvoorbeeld hun kinderen niet meer herkennen. Dat instrument van de wilsverklaring is wat mij betreft niet werkbaar. Het is ooit in Amerika ontwikkeld voor mensen in een vegetatieve toestand, om het staken van behandeling juridisch mogelijk te maken. Maar dat is echt een andere situatie dan actieve levensbeëindiging bij mensen met dementie. Zij kunnen weliswaar wilsonbekwaam worden geacht, maar vaak herkennen zij zich niet in de wilsverklaring en omarmen zij juist het leven dat zij eerder op schrift hebben verguisd. Moeten we die persoon dan laten sterven?”

Ook voor de artsen is het volgens Cees een absurde situatie: “Zij moeten iemand dood maken, aan wie zij niet meer kunnen uitleggen dat degene die hij niet meer is, ooit opschreef dat dit zou moeten gebeuren met degene die hij is geworden. Euthanasie gaat je als arts al niet in de koude kleren zitten, maar is des te zwaarder als je er niet met de patiënt over kunt praten.”

“In ons onderzoek uit 2007 gaven artsen aan dat zij geen euthanasie willen plegen als er geen betekenisvolle communicatie met de patiënt meer mogelijk is. Artsenfederatie KNMG heeft dit overgenomen, maar de toetsingscommissies kwamen hier tegen in het geweer. Deze steldenf: ‘Betekenisvolle communicatie staat niet in de Euthanasiewet. De wet biedt meer ruimte dan de KNMG wil nemen.’ In 2016 heeft een arts die ruimte gepakt. Dat werd – voorzichtig gezegd – niet echt een fraai sterfbed, met stiekem een slaapmiddel in de koffie om verzet tijdens de uitvoering te voorkomen.”

“Doordat de Hoge Raad het handelen van deze arts heeft goedgekeurd, zit de praktijk nu opgezadeld met een situatie waar vrijwel geen enkele arts op zit te wachten. Menig arts vreest dat de maatschappelijke druk op artsen om uitvoering te geven aan euthanasieverklaringen zal toenemen. Zij hebben behoefte aan houvast en duidelijke kaders om met die druk om te gaan. Daarom doen wij opnieuw een onderzoek onder artsen. Wat hebben zij nodig om iemand met dementie in de laatste fase goede zorg te geven?”

“Euthanasie wordt steeds ingewikkelder, omdat de normen in de wet stapje voor stapje worden opgerekt. Als onderzoekers volgen we kritisch en nauwgezet de empirie (de ervaringen van artsen – red.), maar als ethicus zeg ik: dit is echt een brug te ver, dit moeten we als samenleving niet van de medische beroepsgroep vragen. Niet alles is maakbaar.”

Toekomst van de zorg
In het volgende interview van dit drieluik spreken we met Cees Hertogh over de toekomst van de zorg in Nederland.

Haal binnen 30 minuten je certificaat! 

Veel kwetsbare ouderen krijgen antibiotica voorgeschreven. Vaak omdat bij klachten als onrust of ‘anders zijn dan anders’ snel gedacht wordt aan een urineweginfectie. Toch is dat lang niet altijd het geval, waardoor een antibioticakuur niet altijd de goede behandeling blijkt. Bovendien is het belangrijk dat antibiotica die niet nodig is, ook niet wordt gegeven zodat we antibioticaresistentie kunnen voorkomen.

In de Free Learning module ‘Urineweginfecties bij kwetsbare ouderen’ leer je wat je kunt doen als een cliënt klachten heeft die passen bij een urineweginfectie. Je leert ook welke klachten níet bij een urineweginfectie passen. En wat je voor cliënten met deze klachten kunt doen. De module sluit aan bij de Verenso richtlijn ‘Urineweginfecties bij kwetsbare ouderen’ en is ontwikkeld door UNO Amsterdam, in samenwerking met medewerkers van Zorgspectrum.

Ga naar https://free-learning.nl/modules/urineweginfecties/start.html en haal je certificaat.

 

Per 1 april is Martin Smalbrugge het nieuwe hoofd van UNO Amsterdam en afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC. Een functie die hij combineert met zijn recente hoogleraarschap.

Martin: “Ik heb veel zin om dit mooie netwerk en deze mooie afdeling, die we samen zijn en maken, te gaan leiden de komende jaren.”

Vele van jullie zullen Martin wellicht al kennen. Hij is sinds 1997 werkzaam bij afdeling Ouderengeneeskunde van VUmc (Amsterdam UMC). Eerst als docent en onderzoeker, en de laatste 10 jaar ook als hoofd van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (de sectie GERION van de afdeling Ouderengeneeskunde, waaraan zorgorganisaties van UNO Amsterdam als opleidingshuis aan zijn verbonden). Na zijn studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht werkte Martin enkele jaren als arts in diverse ziekenhuizen en heeft zich daarna gespecialiseerd tot verpleeghuisarts/specialist ouderengeneeskunde. Hij werkte als specialist ouderengeneeskunde in de regio Zeist, Bilthoven, Houten, onder andere bij de zorgorganisatie Warande en voorgangers daarvan. Martin volgt Prof. dr. Cees Hertogh op als hoofd UNO en hoofd van afdeling Ouderengeneeskunde. Cees Hertogh blijft op de afdeling onderzoek doen en begeleiden.

Uitgebreider kennis maken met Martin? Lees onze UNO Update waarin hij zich voorstelt: UNO Update 

 

 

Passende zorg. Kan het beter?

Een belangrijk thema voor de komende jaren is passende zorg. Wat kan er beter als we de zorg passend willen maken voor ouderen? Wat kan er beter gelaten worden? En hoe dan? Wat betekent passende zorg voor de cliënt én de zorgprofessional? Daarnaast moet geleverde zorg vaak voldoen aan de wensen van de cliënt, eisen rondom veiligheid en zorgkosten en vele andere zaken. Maar hoe werkt dit in de praktijk?

Deze vragen staan centraal tijdens het jaarlijkse UNO Symposium. En wie weet, kan het beter?

Onderwerpen:
Passende zorg in de laatste levensjaren
Welke zorg kunnen we beter laten?
De zorgprofessional in conflict met passende zorg
Wat wil de cliënt in de geriatrische revalidatie?

Wanneer? Woensdag 7 juni, van 09.00 – 16.30 uur, in de Amstelzaal (ziekenhuis) van VUmc, Amsterdam UMC. Inschrijving is inmiddels gesloten. Heb je vragen? Mail deze ajb aan uno@amsterdamumc.nl

Op deze pagina vind je het programma en het inschrijfformulier voor deelname. Tot woensdag 7 juni!

“Ik laat een mooie afdeling achter met een rijke oogst aan onderzoeken”

 

Op 1 april neemt professor Cees Hertogh officieel afscheid als inspirerend aanvoerder van de afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC en UNO Amsterdam. Alle reden om in de eerste UNO Update van 2023 en de volgende twee Updates uitgebreid aandacht te besteden aan zijn rol in de ontwikkeling van de ouderengeneeskunde, aan zijn kijk op ethische vraagstukken en aan zijn toekomstvisie voor de ouderenzorg in Nederland. In dit eerste interview blikken we met Cees terug op zijn loopbaan.

In 1975 begon Cees met de studie geneeskunde aan de VU in Amsterdam. “Ik begon vol goede moed, maar vond te weinig wetenschappelijke diepgang in het onderwijs. Het was vooral veel kennis stampen en de eerste drie jaar kregen we geen patiënt te zien. Ook was er nauwelijks aandacht voor de ervaring van wat zieke mensen meemaken. Toen ik eenmaal in de coschappen zat, viel het me enorm tegen hoe er met patiënten werd omgegaan.”

“Als arts-in-opleiding was je vooral bezig om ziekten te leren vaststellen, terwijl het verhaal van die patiënt – ‘vertel me wat er aan de hand is, ik ben bang’ – op de tweede plaats kwam. In dit soort vragen van patiënten werden we toen niet echt geschoold. Alleen bij het vak medische filosofie kwamen de betekenis van ziekte en de zin van het lijden aan de orde. Hoe verhoud je je daartoe als student en als aankomend dokter? Juist dát vond ik heel interessant.”

Overstap naar filosofie
Na enkele jaren geneeskunde hakte Cees de knoop door en ging hij alsnog filosofie studeren. Na deze studie ging hij aan de slag bij de medische faculteit als docent filosofie en medische ethiek. Verrassend: na verloop van tijd besloot hij alsnog zijn medische opleiding af te maken. “Uiteindelijk vond ik het jammer om een studie die je al voor de helft hebt doorlopen, te laten liggen. Ik was bang dat er ik spijt van kreeg. Bovendien vond ik het voor mijn ethiekonderwijs belangrijk om zelf arts te zijn en medische verantwoordelijkheid te dragen.”

Tijdens de laatste jaren van zijn geneeskundeopleiding had hij al bedacht dat hij zijn docentschap wilde combineren met het werken als arts in de praktijk. Zijn keuze viel op het verpleeghuis: “Enerzijds kon ik dat goed combineren met mijn werk als docent. Anderzijds houd ik van nieuwe dingen en was er over medische zorg voor verpleeghuisbewoners nog niks bekend.”

“Tijdens de hele geneeskundeopleiding was er in die tijd bijvoorbeeld maar één uur college over dementie. Dat verpleeghuis was echt een wondere wereld waar je in terechtkwam. Ik kwam zoveel dingen tegen, waarop je als geneeskundestudent totaal niet was voorbereid. Geneeskunde voor verpleeghuisbewoners begint pas waar het traditionele medische leerboek ophoudt.”

Onbeschreven vakgebied
Toen de VU in 1989 startte met de opleiding ouderengeneeskunde, ging hij er vrijwel direct aan de slag. “Ik was zo enthousiast over dit onbeschreven vakgebied dat ik die kans meteen heb gegrepen. We startten al met het opleiden van verpleeghuisartsen – nu specialisten ouderengeneeskunde – terwijl we nog aan het curriculum voor de opleiding bouwden. Dat was een enorme uitdaging. Tegelijkertijd merkte ik ook dat onderwijs geven de beste manier is om een vak te leren. Dan kom je erachter waar het echt om gaat, waar de kennislacunes liggen en wat je moet overbrengen aan de artsen in opleiding.”

Zo’n tien jaar lang pionierde hij en gaf hij het vak vorm, onder meer met zijn boek Functionele geriatrie, het eerste leerboek dat specifiek over dit vakgebied handelde. “Ik ben echt van het ontwikkelen en neerzetten, maar voor het consolideren en doorzetten heb je andere kwaliteiten nodig. Ik voel me daar niet zo happy bij. Dus toen de opleiding stond, ben ik terug het onderzoek ingegaan. Eerst heb ik zelf, met een persoonlijke beurs van NWO, onderzoek gedaan: participerende observatie in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Vervolgens ben ik met subsidies die ik verworven had, promovendi gaan begeleiden.”

Hoogleraarschap
In 2009 werd Cees hoogleraar ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen, in 2012 kwam daar de leerstoel ouderengeneeskunde bij. Een logische twee-eenheid? “Sowieso liggen de ethische vragen in de ouderengeneeskunde voor het oprapen. Voortdurend is de vraag aan de orde hoe geneeskundig handelen bijdraagt aan het welbevinden van mensen in de laatste levensjaren en wat in dit kader passende zorg is. Protocollaire geneeskunde bedrijven gaat niet meer. Als de internist of de neuroloog is uitbehandeld, hebben wij altijd nog een patiënt met vragen, met problemen die het gevolg zijn van multimorbiditeit en chronische ziekten, met lijden.”

“Wat vanuit de ethiek ook speelt: hoe kijkt de samenleving naar verpleeghuizen en verpleeghuisbewoners en wat heeft zij over voor wetenschappelijk onderzoek onder deze populatie? Toen ik begon met onderzoek naar onderwerpen die spelen bij verpleeghuisbewoners, was het niet vanzelfsprekend dat daar subsidies voor waren. Met z’n allen geven we liever geld uit aan onderzoek dat ertoe leidt dat mensen nooit in het verpleeghuis terechtkomen. Maar op een gegeven moment krijgen we allemaal te maken met kwetsbaarheid en zorgafhankelijkheid. Natuurlijk, geneeskundig onderzoek naar levensverlenging is belangrijk, maar als we niet óók inzetten op onderzoek gericht op kwaliteit in de laatste levensjaren, dan schieten we moreel tekort.”

Academische werkplaatsen
Als vurig pleitbezorger van onderzoek in de ouderenzorg was Cees blij met het ontstaan van de Academische Werkplaatsen, samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en zorgorganisaties. UNO Amsterdam was de eerste, later ontstonden er nog vijf. Profileerden de werkplaatsen zich aanvankelijk nog enigszins ten opzichte van elkaar, mede door Cees’ inzet hebben ze de handen ineengeslagen. “Vanuit UNO Amsterdam initieerden we SANO – de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderzorg – en richtten we een gemeenschappelijke website in om de academische werkplaatsen meer zichtbaarheid te geven. Dat was het begin van onderlinge samenwerking en het gezamenlijk optrekken richting ministerie en subsidiegevers.”

Met succes: “We hebben nu een royale structurele financiering, waarop ik een groot aantal onderzoekers heb kunnen aanstellen om subsidies te werven en wetenschappelijk onderzoek te doen op een onderzoeksagenda die wij zelf definiëren. Ik bent ooit begonnen met drie promovendi en één wetenschappelijk medewerker. Nu zijn er zo’n 25 promovendi aan het werk, samen met 20 wetenschappelijk onderzoekers, post docs en stafmedewerkers op het gebied van communicatie, implementatie en kennisdisseminatie. Ik vind dat heel mooi.”

Oogst aan onderzoeken
Cees is trots op de vier onderzoekslijnen die hij samen met zijn team heeft neergezet: infectieziekten, revalidatie, leren van data en palliatieve zorg. Als een van de kroonjuwelen noemt hij het onderzoek naar passend gebruik van antibiotica bij urineweg- en luchtweginfecties: “We hebben aangetoond dat kwetsbare ouderen overmatig behandeld worden met antibiotica, en dat je met veel minder voorschriften toekunt. Daarover hebben we twee artikelen in de British Medical Journal gepubliceerd, een van de meest vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften waartoe onderzoek uit ons vakgebied doorgaans nauwelijks toegang krijgt. Ook hebben we op basis van dit onderzoek diverse kennisproducten ontwikkeld die de zorg direct kan toepassen.”

“Met zo’n onderzoek win je weliswaar geen prijs, maar het is wel een wezenlijke bijdrage aan de ouderengeneeskunde. Want antibiotica kunnen ook veel negatieve effecten hebben. Ongepast gebruik resulteert in schade voor de individuele patiënt, omdat er bacteriën voor in de plaats komen die minder vatbaar zijn voor antibiotica. Daarnaast maakt het in de samenleving het probleem van resistentie tegen antibiotica groter.”

Trots op de samenwerking
Een onverwachte wending kreeg zijn loopbaan in 2020 tijdens de Covid-crisis. Vanwege zijn expertise op het gebied van infectiepreventie in de langdurige zorg, werd hij gevraagd om deel te nemen aan het OMT. In die rol kreeg hij de kans om de aandacht te vestigen op de situatie in verpleeghuizen. Hoe kijkt hij terug op die periode? “Waar ik heel trots op ben, is dat we toen met het hele team de schouders hebben gezet onder de beleidsadvisering. Aanvankelijk waren er nauwelijks data over wat zich afspeelde in de verpleeghuizen. Hoe was het mogelijk dat het virus zich daar zo snel verspreidde?”

“Om daar inzicht in te krijgen hebben we in recordtijd onderzoek opgezet, in samenwerking met  verpleeghuizen uit de diverse academische werkplaatsen, de GGD’en, laboratoria, microbiologen en virologen. Op basis daarvan konden we het OMT adviseren over de maatregelen die geboden waren om verspreiding van het virus te voorkomen en uitbraken te bestrijden. Parallel daaraan hebben we samen met Verenso een landelijke Covid-registratie in verpleeghuizen opgezet. Op basis daarvan hebben we tot op de dag van vandaag het OMT en de Gezondheidsraad kunnen adviseren over de ziektelast van Covid-19 onder verpleeghuisbewoners en het beleid op het gebied van vaccinatie.”

Afscheid
Of hij het jammer vindt om nu te stoppen? “Mijn hart ligt bij het wetenschappelijk onderzoek én bij deze afdeling Ouderengeneeskunde, maar ik ben nu 65 en er zijn nog veel andere dingen te doen dan alleen maar werken. Gelukkig laat ik een mooie afdeling achter met een rijke oogst aan onderzoeken en kennis.”

Teamgevoel koesteren
Zijn opvolger als hoofd van UNO Amsterdam is inmiddels bekend: Martin Smalbrugge. Cees kijkt wat dat betreft met een gerust hart naar de toekomst. “Het is belangrijk om het gevoel van ‘we doen het samen’ en de inzet op teamresearch vast te houden. Je kunt misschien wel het gezicht van een afdeling zijn, maar als je niet een heel team achter je hebt dat enthousiast en innerlijk gedreven meehelpt om dat werk te doen, dan krijg je het niet voor elkaar. Dat ‘samen’ moet je koesteren en dat zal mijn opvolger zeker doen.”

“Bovendien is inmiddels ook Bianca Buurman als hoogleraar aan UNO Amsterdam verbonden. Met haar heb ik in de afgelopen drie jaar eveneens een intensieve samenwerking opgebouwd. Bianca en Martin vormen samen een sterk koppel. De leiding van de academische werkplaats is bij hen in goede handen.”

 

Waarom is registratie van virusinfecties zo belangrijk? De data informeren ons over de ernst en het beloop van het ziektebeeld. Wat betekent het voor de patiënt die besmet is? Die gegevens halen we nu uit de registratie die dokters maken in Ysis. En dat is belangrijk ter duiding van de besmettingscijfers die de GGD aan het RIVM rapporteert.

 

Sinds het begin van de COVID-19 pandemie registreren artsen in het verpleeghuis gegevens voor onderzoek en beleidsvorming. Prof. dr. Cees Hertogh vertelt waarom het registreren van virusinfecties COVID-19 én influenza in verpleeghuizen zo belangrijk is…

 

 

Drie miljoen voor toegankelijke praktijkoplossingen bij dementie

Mensen met dementie kunnen niet zonder hulp en ondersteuning. Toch vinden weinig producten en diensten hun weg naar de persoon met dementie en hun naasten. De behoeftes verschillen namelijk sterk voor ieder persoon en veranderen gedurende het ziekteverloop. Voor dit onderzoek heeft een groot landelijk consortium financiering  gekregen van Alzheimer Nederland. In navolging van deze investering, de grootste die Alzheimer Nederland ooit deed, kent Health Holland later nog eens 3 miljoen euro toe om de producten van het consortium door te ontwikkelen en dichter bij de markt te brengen. Vanuit Amsterdam UMC zijn de afdelingen ouderengeneeskunde, UNO Amsterdam (academische werkplaats van de afdeling ouderengeneeskunde), Amsterdam Public Health en Alzheimercentrum Amsterdam betrokkenen.

Nu al zijn er meer dan 290.000 mensen met dementie en lopen de kosten voor de zorg op tot meer dan 10 miljard per jaar. Dementie is een complex ziektebeeld met meer dan 50 verschillende oorzaken. Jong en oud worden getroffen, in verschillende leefsituaties en ook het beloop is heel verschillend. Na de diagnose dementie verandert er veel. In het begin kan iemand vaak nog autorijden en zelf veel beslissingen maken voor nu en later. Gedurende de ziekte stapelen de beperkingen zich op. De geestelijke en fysieke vermogens nemen af, terwijl bijvoorbeeld gedragsproblemen en bijkomende ziektes en aandoeningen vaak toenemen. Dit heeft een enorme impact op de levenskwaliteit van mensen met dementie en hun naasten.

Behoeftes vinden en meten

“Bij dementie zijn de verschillen groot en ook de behoeftes verschillen enorm. Van persoon tot persoon, maar ook van dag tot dag”, zegt Gerjoke Wilmink, directeur van Alzheimer Nederland. “Wat is er nodig, wat is er nog mogelijk en helpt het allemaal wel? Daar helpt dit onderzoek de persoon met dementie, zijn of haar naasten en de zorgprofessionals bij.” De kennis die het project oplevert helpt vervolgens de ontwikkelaars van interventies: Waar ligt de behoefte precies? Wat helpt wie? En hoe kunnen we oplossingen nóg beter laten aansluiten op iemands persoonlijke situatie?

Naar de praktijk brengen

De psychosociale en technologische interventies vinden nu onvoldoende hun weg naar de praktijk. Terwijl er veel waardevol onderzoek is gedaan. Met deze subsidie worden universiteiten, hbo’s en kennisinstituten bij elkaar gebracht. En met hulp van Health~Holland sluiten in 2023 ook praktijkorganisaties en bedrijven aan. Deze partijen gaan samen én met mensen met dementie en hun naasten oplossingen ontwikkelen.

Brede samenwerking

Het consortium heeft de naam SPREAD+ (Sustainable and PeRsonalisEd Advances in Dementia care) en staat onder leiding van het Alzheimer Centrum Limburg van het MUMC+  (Prof. dr. Marjolein de Vugt), Radboudumc Alzheimer Centrum/ UKON (Prof. dr. Debby Gerritsen), Universitair Netwerk Ouderenzorg UMC Groningen (Prof. dr. Sytse Zuidema) en Hogeschool Windesheim (dr. ir. Simone de Bruin). Daarnaast maken Universiteit Tilburg, Trimbos Instituut, Alzheimercentrum Amsterdam, Expertisecentrum Pharos Hogeschool Zuyd, Hogeschool Utrecht, Hogeschool InHolland en het Erasmus Alzheimer Centrum deel uit van het consortium.

Marjolein de Vugt, projectleider SPREAD+ en directeur Alzheimer Centrum Limburg “Mensen met dementie hebben na de diagnose vaak nog vele jaren te leven met deze ziekte. Er valt nog veel winst te behalen in levenskwaliteit door oplossingen te bedenken die op maat zijn en ook echt toegankelijk zijn in de praktijk. Om dit te realiseren staan mensen met dementie en hun behoeften in ons onderzoek centraal. Ook gaan we zorgprofessionals intensief betrekken en opleiden. Het is uniek dat we met dit consortium de krachten in Nederland kunnen bundelen om echt een verschil te maken in het leven van mensen met dementie en hun naasten.”

Nationale Dementie Strategie

SPREAD+ is het tweede consortium van de Nationale Dementie Strategie. Het ministerie van VWS heeft binnen deze strategie opdracht gegeven om onderzoek mogelijk te maken naar de oorzaken van dementie, betere diagnostiek, dementie op jonge leeftijd, preventie van dementie en innovatieve behandelingen tegen dementie. Het gros van deze consortia gaat later dit jaar van start. Binnen een jaar starten vijf onderzoeksconsortia op het gebied van dementie die tezamen voor meer dan 30 miljoen aan onderzoek naar dementie zullen uitvoeren.

 

 

Goed registreren in Ysis: hoe doe ik dat en waarvoor doe ik het? In deze webinar delen Tanja Gerritsen en Lisette Moeskops vanuit Gerimedica praktische tips en tricks om zo effectief en goed mogelijk te registreren in Ysis.
Maar waarvoor is goed registeren zo belangrijk? Al jaren worden gegevens uit Ysis gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Deze onderzoeken geven inzichten die ons in staat stellen om snelle en betere zorg te verlenen en om de positie van de ouderenzorg te versterken. Karlijn Joling, senior onderzoeker en projectleider Leren van Data bij UNO Amsterdam deelt deze ochtend de inzichten die met gegevens uit Ysis zijn verworven en laat zien hoe deze wetenschappelijke kennis invloed heeft op het COVID-19-beleid.

Praktische informatie

Datum: dinsdag 27 september, van 10.00 uur – 11.15 uur
Locatie: online, via te ontvangen Zoomlink
Aanmelden: via het aanmeldformulier op de website van Gerimedica.

Aan dit webinar zijn geen kosten verbonden

 

Sinds het begin van de pandemie begin 2020 doet UNO Amsterdam onderzoek naar de symptomen van COVID-19, het ziektebeloop en het risico op overlijden onder verpleeghuisbewoners. Data uit Ysis dient hiervoor als basis. Ook al lijkt COVID-19 momenteel ook onder verpleeghuisbewoners gepaard te gaan met een mild ziektebeeld (volgens de data uit Ysis), zorgvuldige registratie blijft belangrijk. Afnemende immuniteit kan het ziektebeloop veranderen en nieuwe varianten kunnen ons komend najaar daardoor toch weer verrassen. Het is dan ook van groot belang dat we de COVID-19 registraties via Ysis op peil houden.

Registraties geven antwoord op belangrijke vragen voor het zorgbeleid
Cees Hertogh, hoogleraar bij Amsterdam UMC en lid van het Outbreak Managementteam (OMT): ‘’Dankzij de registraties van specialisten ouderengeneeskunde, in combinatie met onderzoek op de reguliere EPD data binnen Ysis, zijn wij in staat antwoord te geven op belangrijke vragen voor het zorgbeleid. Zo bieden wij inzicht in de relatie tussen ziektebeloop en vaccinatie en kunnen wij in beeld brengen wat het effect van afnemende immuniteit is op het sterfterisico’’.

Op meerdere momenten werden zo het OMT, VWS en de Gezondheidsraad van relevante informatie voorzien ten behoeve van beleid en besluitvorming over het vaccinatiebeleid (booster/herhaalprik). Zo is mede op basis van de resultaten door de Gezondheidsraad het advies uitgebracht om 70+ers en verpleeghuisbewoners een tweede booster aan te bieden.

Ysis momenteel enige bron voor zorgbeleid
Op dit moment zijn de data die dankzij de registraties van specialisten ouderengeneeskunde in Ysis worden vastgelegd zelfs de enige bron voor surveillance en beleidsadvisering op basis van klinische data. We vragen specialisten ouderengeneeskunde en andere medische behandelaren in het verpleeghuis daarom om goed te blijven registreren.

Wat heeft deze data ons tot nu toe verteld?
Benieuwd welke inzichten UNO Amsterdam dankzij de registraties van Specialisten Ouderengeneeskunde heeft verkregen? Op deze pagina staat een overzicht van factsheets met allerlei inzichten, verkregen vanuit Ysis.

Wij vragen je dit bericht te delen met collega’s van de vakgroep.

 

De zes samenwerkende Academische Werkplaatsen Ouderenzorg (SANO) lanceren een Kennisagenda Langdurige Ouderenzorg. Met deze nieuwe kennisagenda beschikt de langdurige ouderenzorg over een kompas dat inzicht geeft in huidige kennistekorten en helpt bij prioritering van kennisontwikkeling. De agenda ondersteunt beleid dat gericht is op duurzame en goede zorg voor ouderen in een kwetsbare positie. Ook kan met de agenda richting worden gegeven aan nieuwe onderzoekprogramma’s. Daarom is de kennisagenda op 13 juli in Den Haag aangeboden aan de minister Conny Helder van Langdurige Zorg en Sport en waarnemend-voorzitter van ZonMw Huib Pols.

De langdurige ouderenzorg staat in alle zorgvelden volop onder druk. Dit vereist vernieuwing op vele fronten, waarbij de vraag ‘hoe kunnen we kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de langdurige ouderenzorg borgen?’ centraal staat. Om die vraag te beantwoorden is inzicht in bestaande kennis en kennistekorten nodig. Daarom zijn bestaande kennisagenda’s uit verschillende velden en van verschillende disciplines bekeken en is nagegaan welke kennis al beschikbaar is en waar nog vragen zijn. Die zijn vervolgens samengevat in de kennisagenda voor langdurige ouderenzorg die zich richt op alle (intra- en extramurale) zorgsettings.

De kennisagenda bevat 12 thema’s die de komende tijd verder worden uitgebreid. Voorbeelden van thema’s zijn ‘eigen regie’ en ‘mantelzorg’. Voor ieder thema is samengevat wat we al weten uit wetenschappelijk onderzoek en wat de belangrijkste kennisuitdagingen zijn, zoals ‘hoe kunnen zorgverleners eigen regie stimuleren?’ of ‘hoe kunnen we mantelzorgers ondersteunen in het verlenen van zorg?’ Met het beantwoorden van deze vragen, wordt bijgedragen aan het oplossen van vraagstukken voor toekomstig beleid in de ouderenzorg. Daarom is de verwachting dat de nieuwe kennis ouderen en zorgverleners echt gaat helpen en bijdraagt aan betere en passende zorg.

SANO monitort continu de actualiteit van de agenda; nieuwe kennis en inzichten worden toegevoegd aan beschikbare uitwerkingen van thema’s, terwijl er ook steeds nieuwe thema’s aan de agenda toegevoegd worden. Op dit moment wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het thema ‘ondersteunende zorgtechnologie’.

Kennisagenda – oktober 2023

 

v.l.n.r. Conny Helder, Erik van Rossum en Huib Pols

Download hier de praatplaat en bespreek het met je collega’s.

 

Afstand houden waar het kan, regelmatig handen wassen, testen bij gezondheidsklachten. In het verpleeghuis beschermen deze en meer basismaatregelen kwetsbare bewoners en zorgmedewerkers tegen coronabesmetting. Toch worden, net zoals in de hele samenleving, deze maatregelen ook in de ouderenzorg steeds meer losgelaten. ‘Dat kan zeker in het najaar weer tot zorgelijke situaties leiden door oplopende besmettingen’, waarschuwt Prof. dr. Cees Hertogh, hoogleraar Ouderengeneeskunde, lid van het Outbreak Managementteam (OMT) en hoogleraar bij Amsterdam UMC.

 Wat ziet u gebeuren momenteel?

 ‘Het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC (UNO Amsterdam) houdt een vinger aan de pols wat betreft infectiepreventie en COVID 19 besmettingen in de ouderenzorg. Uit ons onderzoek blijkt dat een deel van de oude werkwijzen weer zijn teruggekeerd in de langdurige zorg. Dus dat er weer handen worden geschud en men doorwerkt met een snotneus zonder te testen et cetera. Met de door ons ontwikkelde praatplaat (link) willen we meer aandacht voor dit toenemende risico creëren. En we hopen dat verzorgenden en verpleegkundigen deze adviezen ter harte nemen om zichzelf en anderen te beschermen. Hoe vervelend het ook is in een vak waar nabijheid en aanraking zo belangrijk zijn, en waar de rest van het land soms lijkt te zijn vergeten dat het coronavirus nog steeds rondwaart.’

Want we kunnen de maatregelen in de zorg nog niet loslaten?

 ‘Nee. Hoewel het soms wel lijkt alsof het gevaar van corona is geweken, is dat zeker voor mensen met een zwakkere gezondheid niet het geval. Omdat de huidige variant milde klachten veroorzaakt bestaat de gedachte dat het allemaal wel mee valt. Maar straks in het najaar kan zo maar een nieuwe variant opduiken die veel schadelijker is dan de variant die nu heerst. Niet alleen moeten we kwetsbare ouderen en zorgmedewerkers beschermen tegen de gevolgen van een besmetting, de zorg kan ook niet nog meer ziekteverzuim verwerken van personeel dat geveld is door het virus. De zorg staat al onder zo’n zware druk.’

Maar we zijn toch gevaccineerd en geboosterd?

‘Punt is dat de effectiviteit van vaccins over de tijd afneemt. En juist ouderen hebben als eerste groep de vaccinatie gehad, dus daar neemt de effectiviteit ook eerder af. Bovendien blijkt ook uit onderzoek dat het halen van de boosterprik (voor iedereen) en de herhaal-prik (voor zestigplussers) in de zorg is achtergebleven. Mensen lijken te denken dat ze een nieuwe golf wel kunnen weerstaan met hun natuurlijke afweer. Maar het vervelende van de huidige variant van het corona virus is juist de zeer hoge besmettelijkheid. Boosteren blijft dus erg belangrijk. En in de herfst zullen we opnieuw gevaccineerd moeten worden om bestand te zijn tegen een najaarsgolf.

Dus met deze praatplaat wilt u het gesprek op gang brengen over het belang van bescherming?

‘In feite wel. Het is heel wrang dat we de zorgmedewerkers aanspreken die nog aan het bijkomen zijn van de crisis van de afgelopen jaren. En we snappen de reflex ook om toch met gezondheidsklachten te gaan werken, omdat je loyaal bent naar jouw bewoners en collega’s. Overigens richten we ons tot iedereen in de zorg, dus ook tot mantelzorgers en bezoekers. En ook bestuur en management moeten zich bewust zijn van de risico’s en ernaar handelen. Bijvoorbeeld door het op orde hebben van de infectiepreventie, het beschikken over een uitbraakplan en over goede samenwerkingsafspraken met GGD en laboratorium. Dit alles is noodzakelijk om onze medewerkers en bewoners te beschermen. Ondanks dat we weten hoe de maatregelen vaak gevoelsmatig ingaan tegen het geven van warme zorg.

Download hier de praatplaat en bespreek het met je collega’s. 

 

Tekst: Wouter van den Elsen, voor Vilans.

 

 Voor een overzicht van de Covid-19 onderzoeken, resultaten en adviezen, klik je hier. 

Het aantal besmettingen loopt langzaam weer op in onze maatschappij, en daarmee dus óók in onze verpleeghuizen.
Ken jij ‘m nog? Onze poster en praatplaat? Ook nu weer actueel. Download ‘m hier en hang de poster op in de personeelruimten of bespreek de poster met elkaar. Zo helpen we elkaar weer alert te zijn op hoe we met Corona en bestemmingen om moeten gaan.

Download de poster hier.

En bekijk hier het filmpje over dit onderwerp. 

 

Er blijken nog wat drempels te zijn voor het betrekken van mensen met dementie bij onderzoek. Het kost tijd en veel voorbereiding, en hoe vind de juiste mensen?

Binnen het netwerk van UNO Amsterdam willen we samen leren hoe we cliënten, bijvoorbeeld mensen met dementie, betrekken bij onderzoek – niet alleen als deelnemers, maar ook voor advies over de relevantie, opzet en uitvoering van een onderzoeksproject. Zo willen we onderzoek nog beter laten aansluiten op de behoeften in de praktijk.

Op 11 mei 2022 vond de digitale bijeenkomst ‘Cliëntenparticipatie bij onderzoek’ plaats.

Vertegenwoordigers van cliëntenraden, zorgprofessionals en onderzoekers hebben gedeeld welke drempels zij zien en wat de grootste meerwaarde is in het betrekken van cliënten bij onderzoek. Iedereen was het er over eens dat er veel te winnen is: draagvlaak creëren, beter aansluiten bij de doelgroep en belevingswereld, betekenisvol onderzoek doen, vergroten van implementatie van onderzoeksresultaten.

Drie onderzoekers van het Alzheimer Centrum Limburg, Maud Hevink, Pascale Heins, Iris Linden, deelden hun ervaringen en tips, een aantal hiervan delen we hieronder:

  • Vaak worden vertegenwoordigers van mensen met dementie en mantelzorgers betrokken, dat zijn interessante perspectieven, maar zij bieden niet het cliëntperspectief; bedenk dat je ook de mensen zelf kunt vragen;
  • Pas je verwachtingen aan aan de mogelijkheden van je doelgroep. Iedere vorm van input is waardevol. Pas je design daarop aan;
  • Stem de manier van vragenstellen af op de persoon en/of groep; pas je taalgebruik aan, herhaal vragen en wees geduldig. Geef mensen de tijd om te reageren;
  • Nodig uit om te vertellen: vervang vragen door aanbod; bijvoorbeeld door iets te vertellen over een fictieve patiënt of situatie waar de cliënt op kan aanhaken;
  • Creëer een veilige en rustige omgeving. Kies voor een persoonlijke benadering, zorg dat je een band opbouwt;
  • Maak de drempel om mee te denken zo laag mogelijk. Luister naar wat mensen te vertellen hebben en neem het serieus.

Het komend jaar gaan we binnen het netwerk en met onze onderzoekers meer aandacht besteden aan dit thema.

Wil je meer weten over dit thema of ga je zelf aan de slag met dit onderwerp neem dat contact op met Gaby van Dijk (g.vandijk1@amsterdamumc.nl )

Met dank aan alle betrokkenen: Erlen Bruls en Hester Blok (Alzheimer Nederland), de organisaties waarvan een cliëntenraad heeft deelgenomen (Warande, Zorggroep Solis Deventer, Quarijn, Zorgbalans) en zorgprofessionals en onderzoekers vanuit Beweging 3.0, Zorgspectrum, Atlant, Viva Zorggroep, Amstelring, Evean, Zorgbalans en UNO Amsterdam.

Waardigheid en trots-congres over de toekomst van de verpleeghuiszorg

Liefdevolle zorg voor onze ouderen, nu en in de toekomst, daar draait het om tijdens het congres van Waardigheid en trots deze zomer. Kom ook en hoor ‘live’ de laatste inzichten en ontwikkelingen in de verpleeghuiszorg.

Waar en wanneer?

  • Datum: 4 juli 2022
  • Tijd: 9.00 tot 16.15 uur
  • Locatie: NBC Nieuwegein – een deel van het congres is online te volgen
  • Voor wie: verzorgenden, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals in het verpleeghuis.
  • Kosten: gratis

Aanmelden kan via de congreswebsite.

Verpleeghuiszorg nu en straks

Teun Toebes opent het congres op 4 juli. Teun is in een verpleeghuis gaan wonen, samen met mensen met dementie. De bewoners zijn zijn vrienden. ‘Het begint met medemenselijkheid’, is Teuns boodschap. ‘Maak van het verpleeghuis een verpleegthuis.’ Vervolgens leidt dagvoorzitter Lennart Booij een talkshow over verpleeghuiszorg nu en in de toekomst. Zijn tafelgenoten zijn Jarcine Spaander, bestuurder King Arthur Groep, Nathalie Labrouche, directeur Innovatie & Organisatieontwikkeling Cicero en Anja Laeven, voorzitter Raad van Ouderen. Wat zijn hun oplossingen en tips om verpleeghuizen meer toekomstbestendig te maken? Die hoor je tijdens deze talkshow.

Keynotespreker Tommie Niessen

Na de talkshow volgt een keynote van Tommie Niessen, bekend van onder andere ‘Tommie in de zorg’. Hij schrijft, filmt en spreekt over de zorg. Tommie gaat in op zijn eigen ervaringen. Hij is begonnen als helpende en werkt nu als coördinerend verpleegkundige. Met humor en herkenbare voorbeelden neemt hij de congresdeelnemers terug naar de kern. Namelijk: waarom is werken in de ouderenzorg zo waardevol? Welke rol kun je spelen? En ook: hoe blijf je plezier uit je werk halen? Met zijn interactieve verhaal ga je gegarandeerd geïnspireerd de zaal uit. Want werken in de zorg is mooi en daar mag je trots op zijn.

Toekomstgericht

Tijdens het Waardigheid en trots-congres richten we vooral onze blik naar de toekomst. In inspirerende sessies gaan we in op de kansen en uitdagingen van de komende tijd. Je hebt de keuze uit bijna 40 sessies rond vier thema’s:

  • Kwaliteit van zorg – methodisch werken, leren, infectiepreventie, onbegrepen gedrag, multidisciplinair samenwerken en Wet zorg en dwang.
  • Omgaan met personeelskrapte – uitstroom verminderen, strategisch personeelsbeleid, werkplezier, anders opleiden, inzet informele zorg en werven personeel.
  • Thuis waar het kan – domein overstijgende zorg, lokaal of regionaal samenwerken, bevorderen zelfredzaamheid, volledig pakket thuis, ouderenzorg 2040 en nieuwe woonvormen.
  • Slimmer werken & technologie – arbeidsbesparende technologie, doelmatigheid, implementatie technologie, administratieve lasten en passende zorg.

Bekijk het aanbod van sessies uitgebreid op de congreswebsite. Je kunt je daar ook aanmelden en je keuze maken.

Zelf ervaren op het kennisfestival

Tussen de verschillende rondes is er een kennisfestival waar je van alles zelf ervaart en beleeft. Je vindt stands over lerende netwerken, ontregelen van zorg, protocollen, technologie en nog veel meer. Bij de meet & greet-stand ontmoet je de sprekers. Daarnaast is er een beweeg- en technologiehoek waar je van alles kunt beleven.  De hele dag is er daarnaast volop mogelijkheid om kennis uit te wisselen en ervaringen te delen met collega’s van andere organisaties.

 

In deze uitgave verschillende bijdragen van collega’s uit ons netwerk en GERION:

Antigeen-sneltest bij verpleeghuisbewoners met COVID-19 gerelateerde klachten
Critical Appraisal of a Topic, door Jeanine Rutten

Is tramadol effectief bij fantoompijn?
Een ‘N = 1 studie’ in het verpleeghuis, door Florian Huiskes en Eefje Sizoo

Meten van valangst in de Geriatrische Revalidatie, door Rudy Vernooij, Wim Groen en Margriet Pol

En met het artikel ‘Hoe ervaren aios onderwijs over intimiteit en seksualiteit in de ouderengeneeskunde?’ is Micky Las van Bennekom de winnares van dè TvO-pen 2021. Dit is de stimuleringsprijs voor auteurs die voor het eerst publiceren in het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde. Hieronder leest u de samenvatting van haar artikel, dat verscheen in editie 4-2021 (mede-auteur Eefje Sizoo).

Vanaf nu is de inschrijving voor het jaarlijkse UNO Symposium op woensdag 18 mei in Amsterdam geopend. Schrijf je snel in, want vol=vol!

Het UNO Symposium is exclusief voor zorgmedewerkers die werken bij organisaties aangesloten bij UNO Amsterdam.

Meer weten? Hier vind je meer informatie.

 

 

Mooie onderzoeken, stappen, samenwerkingen, projecten en resultaten hebben we met ons mooie netwerk kunnen bewerkstelligen, het afgelopen jaar. Samengevat – hoewel lang niet compleet – in ons UNO Jaarbeeld 2021. Neem een kijkje en wil je op de hoogte blijven van wat zich vandaag de dag afspeelt binnen ons netwerk? Volg ons dan op LinkedIn voor actualiteiten en nieuws.

Bekijk hier het UNO Jaarbeeld 2021

 

Afgelopen woensdag publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid een eerste rapport over de aanpak van de coronacrisis. Prof. dr. Cees Hertogh, uitgebreid bevraagd t.b.v. dit rapport, vertelde aan EenVandaag dat het ondanks het verdriet en trauma ook tijd is om vooruit te kijken: “Het rapport is belangrijk maar een ander belangrijk punt is de maatschappelijke discussie die is ontstaan: ‘moeten we de maatschappij op slot doen voor alleen de kwetsbaren?, de zogenaamde ‘dor hout’ discussie. Die discussie schuurt langs de solidariteit van de samenleving. Daar moeten we in de toekomst op letten, zodat het niet nog een keer gebeurt.”

Bekijk hier de reportage.

Elk jaar stelt UNO Amsterdam subsidies voor praktijkgericht onderzoek beschikbaar. Een subsidie die niet alleen uit een geldbedrag bestaat maar ook uit begeleiding bij de opzet en uitvoering van het winnende onderzoek. Alle bij UNO aangesloten organisaties kunnen aanspraak maken op deze subsidies.

De Onderzoek & Praktijkprijs, met een bedrag van € 10.000, is dit jaar gewonnen door Psychogeriatrisch zorgcentrum Lisidunahof van Beweging 3.0. Van harte gefeliciteerd!

Balans tussen dagelijkse activiteiten en calorische intake bij mensen met dementie en loopdrang
Veel mensen met dementie die in een verpleeghuis wonen hebben een drang om te lopen en zich vrij te bewegen. Wanneer zij hierin gehinderd worden kan er probleemgedrag ontstaan. Vanuit de filosofie om in deze behoefte te voorzien en om het gebruik van psychofarmaca terug te dringen zijn verpleeghuizen in toenemende mate zo ingericht dat bewoners met dementie zich vrijer door een verpleeghuis kunnen bewegen, bijvoorbeeld door een loopcircuit.
Ook Psychogeriatrisch zorgcentrum de Lisidunahof van Beweging 3.0 met als aandachtsgebied Jonge mensen met Dementie, heeft een belevingsgericht loopcircuit. Gezien de fysieke gesteldheid van veel van deze bewoners (goede loopfunctie) wordt hier veel gebruik van gemaakt. Dit varieert van soms lopen, tot bewoners die bijna de hele dag op het circuit te vinden zijn. Het is in de literatuur niet bekend welke afstanden mensen met dementie met loopdrang gemiddeld lopen. Er wordt wel klinimetrie afgenomen in de vorm van een 6 minuten wandeltest, maar dit is niet representatief voor iemands dagelijkse inspanning. In aanloop naar dit onderzoeksproject hebben we op proef bij 1 bewoner een stappenteller ingezet voor een periode van 5 dagen, waarbij het gemiddelde rond de 13.000 stappen per dag zat. Dit komt neer op zo’n 8 kilometer per dag, duidelijk meer dan de gemiddelde Nederlander die 4.000 stappen per dag zet.

De meeste mensen met dementie kunnen zelf onvoldoende overzien dat zij voldoende en gebalanceerd eten en drinken. En als er dagelijks een flinke afstand gewandeld wordt zal iemands calorische behoefte uitstijgen boven die van een gemiddelde verpleeghuisbewoner. Onvoldoende calorische intake bij dagelijkse flinke lichamelijke inspanning kan leiden tot somatische klachten (zoals onbedoeld gewichtsverlies), maar ook psychische onwelbevinden (zoals probleemgedrag door bijvoorbeeld honger). Het is niet bekend of mensen met dementie met loopdrang hier ook zelf in voorzien. Daarom gaat Beweging 3.0 bij bewoners die veel lopen de calorische intake meten en vergelijken met de geschatte behoefte.

Doel van het project
Met dit onderzoek proberen we inzicht te krijgen in de afstand die iemand met dementie met loopdrang gemiddeld aflegt. Van daaruit willen we onderzoeken wat de calorische behoefte is zodat deze correspondeert met de fysieke inspanning die deze persoon levert. Uiteindelijk is het doel om het dagelijks verbruik beter af te stemmen op de individuele behoefte.

Start van het project
Het onderzoek is inmiddels gestart.

Elk jaar stelt UNO Amsterdam subsidies voor praktijkgericht onderzoek beschikbaar: een geldbedrag en begeleiding bij de opzet en uitvoering van het winnende onderzoek. En dat onderzoek óók onze verzorgenden en verpleegkundigen er toe zet hun onmisbare ervaring te vertalen naar concrete ideeën die voor verbetering van onze ouderenzorg zorgen, bewijst de winnaar van dit jaar.

De Stimulansprijs voor Verzorgenden & Verpleegkundigen, met een toegekend bedrag van €5000 is dit jaar gewonnen door het V&V team van afdelingsmanager Sandra Hoogstadt van afdeling De Componist van AxionContinu.

Nachtdienst in Pyjama

Een verstoord dag/nachtritme is een veel voorkomend probleem bij mensen met dementie. Dat is ook de ervaring van Sandra en haar collega’s. Bewoners komen ’nachts meerdere malen uit bed en omdat verstoorde slaap een negatieve invloed heeft op de (fysieke) gezondheid, willen zij bewoners helpen om dag en nacht beter te herkennen. Geïnspireerd door vergelijkbare projecten uit binnen- en buitenland hebben zij een onderzoeksvoorstel genaamd ‘Nachtdienst in Pyjama’ bij UNO ingediend. En met succes!

Doel van het project

Welk effect heeft Nachtdienst in Pyjama op het aantal zusteroproepen en sensormeldingen in de nacht? Kunnen we de nachtrust verbeteren doordat bewoners herkennen dat het nacht is en hen ondersteunen met een veilig gevoel en daardoor betere kwaliteit van leven? Met dit onderzoek wil het projectteam helder krijgen of er een meetbare meerwaarde is voor psychogeriatrische bewoners als de nachtdienst medewerkers in pyjama werken.

Start van het project

In 2022 start het team van afdeling De Componist met het project.

Donderdag vindt het najaarscongres van Verenso plaats. Acht collega’s (waaronder onderzoekers, AIOS en een geneeskunde studente) presenteren hier over hun onderzoek uitgevoerd bij de afdeling Ouderengeneeskunde of UNO Amsterdam. De samenvattingen (abstracts) van deze onderzoeken zijn gepubliceerd in het Tijdschrift voor ouderengeneeskunde.

Promovenda Marlies Dijk onderzocht hoe artsen beslissen over de in te zetten medicamenteuze behandeling bij geagiteerd gedrag als zij niet uitkomen met de Verenso richtlijn Probleemgedrag bij Dementie.

https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/psychotropic-drug-treatment-for-agitation-in-dementia

Promovenda Djura Coers geeft inzicht in hoe artsen omgaan met euthanasieverzoeken bij wilsonbekwame mensen met dementie en een schriftelijk euthanasieverzoek. Zij brengt onderbelichte aspecten van het maatschappelijk debat naar voren.

https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/euthanasia-in-dementia-underexposed-aspects-of-the-debate

Promovenda Milou Angevaare onderzocht de effecten van de verpleeghuissluiting tijdens de eerste lockdown op stemming, gedrag en functioneren van bewoners van langdurige zorginstellingen.https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/het-effect-van-de-sluiting-in-2020-op-bewoners

Onderzoeker Fenne Wouters bracht binnen het project Leren van Data in kaart wat het overlijdensrisico is voor verpleeghuisbewoners na een COVID-19 vaccinatie. https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/overlijdensrisico-na-covid-19-vaccinatie

AIOS van GERION Bas ter Brugge en Vera van Atteveld onderzochten hoe artsen ACP gesprekken voerden tijdens de eerste golf van de COVID-19 pandemie. https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/acp-in-verpleeghuizen-tijdens-de-covid-19-pandemie

Geneeskundestudente Inge van der Krogt bracht samen met AIOS en docenten van GERION het beloop van klachten en functioneren in kaart bij verpleeghuisbewoners in de eerste drie maanden na een COVID-19 infectie

https://www.verenso.nl/magazine-november-2021/no-5-november-2021/congres-abstracts/hhet-beloop-na-covid-19-bij-verpleeghuisbewoners

Martin Smalbrugge vertelt over Innovatie van de opleiding en de presentatie van Ineke Gerridzen Van specialist ouderengeneeskunde naar doelgroepspecialist Korsakov.

Ben jij er bij morgen? Dan wensen we je een inspirerende dag!

Helaas hebben wij vanwege de oplopende Coronacijfers moeten besluiten het UNO Symposium af te blazen. Wij hopen het symposium te kunnen verschuiven naar mei of juni 2022. Binnenkort hoor je hier meer over. 

 

(oorspronkelijk bericht)

Wij zijn verheugd dat we dit jaar weer een UNO Symposium congres mogen organiseren. Hebben we normaal gesproken één thema in de schijnwerpers staan, presenteren we deze keer een variatie van onderwerpen. Zo is er voor ieder wat wils én word je op de hoogte gesteld van nieuwe ontwikkelingen en kennis:

  • Hoe heeft de zorg voor mensen met dementie zich ontwikkeld en wat verwachten we van de toekomst?
  • Welke nieuwe ontwikkelingen zien we op het gebied van geriatrische revalidatie?
  • Hoe helpt ‘Het Wegingskader Cliëntperspectief’ mensen met hersenaandoeningen centraal te zetten in de besluitvorming over de in te zetten (onvrijwillige) zorg?
  • Hoe brengen we advance care planning in de praktijk?
  • Wat zijn de nieuwste inzichten op het gebied van infectiepreventie en antibiotica resistentie?

Wanneer? Woensdag 8 december 2021, van 9.00 – 16.00 uur
Waar? Amsterdam, Theater de Meervaart, Meer en Vaart 300, 1068 LE Amsterdam
Kosten? Gratis voor medewerkers van zorgorganisaties die deelnemen aan UNO Amsterdam.
Voor wie? Verpleegkundigen, verzorgenden, behandelaren en hun leidinggevenden, uit zorgorganisaties die deelnemen aan UNO Amsterdam.

Zien we je op 8 december in de Meervaart in Amsterdam?

 

 

PS: Is jouw organisatie niet lid van het UNO maar wil je wel ons symposium bijwonen? Stuur dan een mail aan ons secretariaat via uno@amsterdamumc.nl, dan vertellen zij je de ins en outs.

Urineweginfecties (UWIs) zijn de belangrijkste reden voor het voorschrijven van antibiotica in verpleeghuizen, maar de meeste voorschriften zijn onnodig. Diagnostische onzekerheid is een
belangrijke oorzaak van overdiagnose en overbehandeling van vermoedelijke UWIs bij verpleeghuisbewoners. Overmatig gebruik van antibiotica draagt bij aan de ontwikkeling van
antimicrobiële resistentie (AMR). Het verbeteren van de diagnostiek van urineweginfecties in verpleeghuizen is nodig om betere behandelbeslissingen te kunnen nemen. De resultaten van het
PROGRESS onderzoek uitgevoerd vanuit UNO Amsterdam in Vivium zorggroep, Zonnehuisgroep en AxionContinu zullen worden gepresenteerd. Dit zijn verschillende strategieën om de diagnose van een urineweginfectie te verbeteren, variërend van de waarde van (niet-specifieke) symptomatologie en het gebruik van de UWI richtlijn om klinische besluitvorming te sturen, tot de uitdagingen van het verzamelen van urinemonsters en de evaluatie van sneltesten voor de diagnose UWI en een snelle antibioticagevoeligheidsbepaling.

Datum en tijd

Dinsdag 12 oktober 2021, 13:00 – 16:00 uur.

Locatie

Hotel Casa, Eerste Ringdijkstraat 4, Amsterdam

Online via livestream

Kosten

Het symposium kan kosteloos bijgewoond worden.

Doelgroep

Specialisten ouderengeneeskunde en medische microbiologie

Accreditatie

Accreditatie is aangevraagd bij de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) en Verenso ABC cluster 1: AccreditatieBureau Cluster 1 (Huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen voor verstandelijk gehandicapten)

Het symposium bijwonen? Registreer je hier. 

“Euthanasie is sinds 2002 niet langer strafbaar in België en Nederland (red.), maar het is en blijft een complex en gevoelig onderwerp. In dit boek delen ervaren artsen en verpleegkundigen in de palliatieve zorg én Vlaamse en Nederlandse filosofen openhartig hun ervaringen met levenseindezorg. Ze schetsen doorleefde patiëntenverhalen en stellen open vragen.

Vandaag is euthanasie immers niet langer een taboe. Integendeel, het wordt vaak voorgesteld als een mooi en ongenuanceerd verhaal. De auteurs tonen elk vanuit hun eigen beleving aan dat de realiteit echter niet zo eenvoudig is. Ze vertellen hoe ze omgaan met euthanasieverzoeken en hoe ze reageren wanneer patiënten begeleid willen worden bij hun levenseinde.

Euthanasie: een ander verhaal is een veelomvattend en rijkgeschakeerd boek dat zich richt tot zorgverleners, tot iedereen die vragen heeft bij de zin van de dood en het lijden, maar ook bij de toepassing van de euthanasiewet van 2002, die steeds meer vraagtekens oproept.

Een kritische en genuanceerde reflectie op euthanasie.”

Met medewerking van o.a. Prof. Dr. Cees Hertogh, Hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg en hoofd UNO Amsterdam & afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC.

 

Het boek is vanaf heden in de boekhandel in de buurt en online verkrijgbaar.

Bekijk hier de flyer.

Lees nu op The BMJ het nieuw verschenen artikel van het UPCARE project.

Verpleeghuizen die C-reactief proteïne (CRP) point-of-care testing (POCT) konden inzetten bij verdenkingen op lage luchtweginfecties schreven significant minder antibiotica voor, vergeleken met verpleeghuizen die standaardzorg zonder CRP POCT boden. Er waren geen significante verschillen in herstel, ziekenhuisopname en mortaliteit tussen de groepen. Implementatie van CRP POCT in verpleeghuizen kan door verminderd antibioticagebruik bijdragen aan de wereldwijde strijd tegen de ontwikkeling van antibioticaresistentie.

https://www.bmj.com/content/374/bmj.n2198

Linked editorial: https://www.bmj.com/content/374/bmj.n2253

Met onze hartelijke dank aan de deelnemende verpleeghuizen, GeriMedica en Saltro voor hun betrokkenheid in de studie.

 

Meer informatie over UPCARE leest u hier.

Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat verpleeghuisbewoners een verhoogd risico op overlijden hebben na een COVID-19 vaccinatie.

Dat concluderen onderzoekers van het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC, onder leiding van prof. dr. Cees Hertogh, na analyse van dossiergegevens van ruim 21.000 verpleeghuisbewoners en vergelijking daarvan met gegevens van verpleeghuisbewoners uit de periode vóór de pandemie.

Begin 2021 ontstond onrust na meldingen vanuit het buitenland van overleden ouderen na vaccinatie tegen COVID-19. Het ging hier om personen ouder dan 65 jaar met bestaande ziekten of aandoeningen. Vanwege die onrust is een onderzoek gestart waarin nagegaan werd of het sterfterisico binnen verpleeghuizen verhoogd was onder bewoners die gevaccineerd waren tegen COVID-19 ten opzichte van het sterfterisico twee jaar eerder (vóór de COVID-19 pandemie).

Er werden geen aanwijzingen gevonden dat het risico op overlijden na een COVID-19 vaccinatie bij verpleeghuisbewoners verhoogd is ten opzichte van het risico op overlijden bij verpleeghuisbewoners voordat er COVID-19 was. Verpleeghuisbewoners die gevaccineerd waren hadden een kleiner risico op overlijden dan bewoners die vóór COVID-19 in het verpleeghuis verbleven. Dit kan komen doordat een COVID-19 vaccinatie beschermt tegen overlijden, maar het is ook mogelijk dat de groep gevaccineerde bewoners minder kwetsbaar is dan de groep bewoners uit 2019, aangezien zij de COVID-19 pandemie – tot nu toe – overleefd hebben.

Daarnaast is het waarschijnlijk dat in verpleeghuizen in 2021 minder andere virussen aanwezig zijn vanwege de isolatieperiode en de betere aandacht voor hygiëne vanwege COVID-19.

In de factsheet ‘COVID-19 bij verpleeghuisbewoners. Risico op overlijden na vaccinatie’ staan details van het onderzoek opgenomen zoals patiëntkenmerken met en zonder COVID-19 vaccinatie, interpretatie van de onderzoeksgegevens en de methodologische verantwoording.

Dit onderzoek is uitgevoerd binnen het programma Leren van Data, mede naar aanleiding van vragen van Bijwerkingencentrum Lareb.

 

Noot voor redactie (niet voor publicatie)

Neem voor meer informatie of een interview met betrokkenen contact op met Maike Sparrius, Communicatie- en Kennisadviseur van het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam (UNO Amsterdam) via maike.sparrius@amsterdamumc.nl

Voor het UNO Jaarbeeld 2020 interviewden wij Tamara Pieterse, bestuurder bij Zorgbalans.

“Persoonsgerichte zorg rijmt niet met de deur op slot doen”

“Als ik nou persoonlijk wil bijdragen aan het verbeteren van de zorg in Nederland, op welke plek kan ik dat dan het beste doen?” Het antwoord op haar vraag vond Tamara Pieterse bij Zorgbalans. Sinds januari 2018 is ze bestuurder bij de zorgorganisatie. Ook is ze inmiddels actief als bestuurslid bij koepelorganisatie Actiz. Wat drijft haar? Hoe heeft zij de eerste COVID 19-periode ervaren? En hoe kunnen onderzoek en kennis volgens haar nog beter tot hun recht komen? “Voordat ik bij Zorgbalans begon, heb ik zestien jaar bij Achmea gewerkt. De laatste jaren was ik verantwoordelijk voor de zorgkantoren van Zilveren Kruis. Die hebben een transitie doorgemaakt van een meer procesgestuurde organisatie naar een klantgerichte organisatie: hoe maak je het mogelijk dat mensen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg zoveel mogelijk kunnen blijven leven zoals zij dat zelf willen?” “Belangrijk werk, en ik kijk terug op een mooie tijd, maar als je echt impact in de zorg wilt maken, kun je dat nog beter doen dicht bij de cliënten en de medewerkers die dat – samen met de ketenpartners – mogelijk maken. Toen Zorgbalans op mijn pad kwam, heb ik de kans dan ook met beide handen aangegrepen.”

Rollercoaster aan emoties
In maart 2020 was het voor Pieterse en haar 3600 Zorgbalanscollega’s alle hens aan dek toen de eerste bewoner met corona zich meldde. “Ik ben ontzettend trots op hoe iedereen dat in de organisatie heeft opgepakt. Er is een intramurale COVID-unit opgericht en er ging een COVID-wijkteam van start. Tegelijkertijd hadden we natuurlijk ook te maken met een rollercoaster van emoties. Van verdriet, rouw en verlies, maar ook van opluchting en trots als bewoners weer herstelden.” “Blijdschap was er onlangs ook toen we als een van de eerste twaalf organisaties onze bewoners mochten vaccineren. Dat hebben we binnen een week gedaan. Ik zag één bewoner huilen toen hij het vaccin kreeg. Hij was zo bang geweest voor het virus. Kijk, daar doen we het voor.”

UNO-support tijdens de coronacrisis
Volgens Pieterse heeft UNO zijn waarde tijdens de coronacrisis meer dan bewezen: “Mede dankzij het onderzoek naar de asymptomatische verspreiding van het virus hebben we ons testbeleid uitgebreid met het preventief testen van cliënten en medewerkers. Ook het onderzoek naar de validatie van sneltesten in een verpleeghuissetting is zeer waardevol. Zulke onderzoeken zijn direct toepasbaar voor de sector.” Samen met Cees Hertogh en Bianca Buurman van UNO maakte Pieterse deel uit van de adviesgroep die de landelijke bezoekregeling na de eerste golf opstelde: “We staan met z’n allen voor persoonsgerichte zorg. De deur op slot doen, voldoet daar niet aan. Die deur-dicht-maatregel tijdens de eerste piek is volgens mij mede ontstaan, omdat er bij beleidsmakers te weinig aandacht is voor verpleeghuizen. Zij hebben zich onvoldoende gerealiseerd dat mensen niet alleen zorg ontvangen – zoals in het ziekenhuis – maar ook bij ons wonen. Gelukkig ligt er nu een bezoekregeling die beter de balans waarborgt tussen veiligheid en kwaliteit van leven, en ruimte biedt voor maatwerk.”

Implementatie en kennisdeling
Pieterse vindt dat zorgorganisaties, ook Zorgbalans, in de toekomst nog veel meer uit hun UNO-lidmaatschap kunnen halen. “Het afgelopen jaar heeft UNO de samenwerking erg gestimuleerd en is er veel kennis vergaard. Nu is het aan de sector om de vervolgstap in implementatie en kennisdeling te zetten. Hoe kunnen we onderzoek en kennis nog dichter bij de praktijk brengen? En ook: hoe kunnen we collega’s enthousiast maken om daar meer gebruik van te maken, of om daar meer actief in te zijn?”

“Voorop staat dat de organisatie zich bewust moet zijn van het belang van onderzoek. Binnen Zorgbalans kijken we bijvoorbeeld nu of we onze vernieuwingsagenda op het gebied van technologie en de inzet van medewerkers nog meer kunnen verbinden met de UNO-dossiers. Dan krijg je veel sterkere verbanden en verhoog je de kans dat de kennis wordt geïmplementeerd en geborgd.” “Samen met andere zorgorganisaties werken we nu onder meer aan de ontwikkeling van observatiebedden. Vooraf raadplegen we dan wel UNO even of een dergelijk onderzoek elders al speelt en of de onderzoeksvraag klopt. Van die korte lijnen met UNO en de andere organisaties moet je gebruikmaken. Als het aan mij ligt, doen we dat nog veel vaker.”

Dementie van binnenuit: observeren zonder aannames
Naast de samenwerking met UNO Amsterdam zet Zorgbalans zich ook op andere fronten in voor een verdere verbetering van de zorg. Samen met stichting Presentie bijvoorbeeld. Tamara Pieterse: “De definitie van goede zorg is binnen Zorgbalans gebaseerd op het gedachtegoed van presentie: wat staat er voor de ander op het spel en hoe kunnen we daarop zoveel mogelijk aansluiten? Bij bewoners met dementie in een vergevorderd stadium doen we veelal aannames, omdat zij niet kunnen vertellen of weten welke behoefte zij hebben. In het project Dementie van binnenuit hebben we onderzoek laten uitvoeren door de stichting. Door bewoners langdurig te observeren, kom je tot waardevolle inzichten.” Pieterse deelt een fragment uit het boekje ’Zal ik een liedje’, een verzameling van blogs over het onderzoek: ‘We snapten elkaar nu even niet.’ Om elkaar te verstaan, is taal onontbeerlijk en dat was ons nu ontglipt. ‘Elly is onbegrijpelijk’ was vervangen door ’Wij begrijpen elkaar totaal niet’. Daarin waren we eigenlijk gelijkwaardig verbonden. Een verrassend inzicht.’ Ze vervolgt: “Op de twee woonzorglocaties waar we al volgens de presentiegedachte werken, waren de zorgmedewerkers zeer geraakt door de bevindingen. Helaas kunnen we dat langdurig observeren in de dagelijkse zorgpraktijk niet altijd waarmaken. Wel kijken we nu hoe we de onderzoeksresultaten kunnen vertalen naar materiaal voor het onderwijs.

 

Het hele UNO Jaarbeeld 2020 inkijken doe je hier.

Veel jaarverslagen over het afgelopen jaar zullen naar alle waarschijnlijkheid beginnen met een terugblik op de impact van de Corona pandemie. Daarom ben ik juist in dat licht extra trots op wat we als academische werkplaats met al onze partners in dit jaar ook aan niet-corona gerelateerde activiteiten hebben weten te realiseren. Daartoe hoef ik slechts naar de inhoudsopgave van dit jaarbeeld te verwijzen. Die toont immers overduidelijk dat we ons door de pandemie niet van de wijs hebben laten brengen!

Prof. dr. Cees Hertogh

Bekijk hier het UNO Jaarbeeld 2020

De zorg voor kwetsbare ouderen en chronisch zieken tussen thuis en het ziekenhuis in, de kortdurende herstelgerichte zorg, is gebaat bij een landelijke kwaliteitsstandaard. Dat blijkt uit een programmeringsstudie van het Consortium Geriatrische Revalidatie, een samenwerkingsverband van ActiZ, Verenso, kaderartsen geriatrische revalidatie Amsterdam UMC, LUMC, Universiteit Maastricht en Universiteit Tilburg. Een landelijke kwaliteitsstandaard zal onder meer de huidige praktijkvariatie verminderen, verwacht het Consortium.

Tweesporenbeleid
Binnen de programmeringsstudie is gewerkt aan een breed gedragen ontwikkelagenda voor een praktisch bruikbare én een goed onderbouwde overkoepelende kwaliteitsstandaard voor de kortdurende herstelgerichte zorg bestaande uit geriatrische revalidatie en eerstelijnsverblijf. Op basis van de resultaten van deze programmeringsstudie is het advies om een tweesporenbeleid te volgen, namelijk een onderscheid in korte en langere termijn.

Bestaande best practices
Op de korte termijn hoopt het consortium een aantal ‘voorlopige standaardbeschrijvingen van goede zorg’ op basis van bestaande best practices te ontwikkelen. Dit betreft drie basisbeschrijvingen (generieke revalidatie en herstel, cognitie, observatie en diagnostiek) en drie doelgroepspecifieke beschrijvingen (CVA, Trauma, Amputatie) van goede zorg. Voor deze drie doelgroepen is gekozen omdat hiervoor al voldoende bruikbare best practices beschikbaar zijn, maar nog geen landelijke standaard. Voor hartfalen en generieke geriatrische hartrevalidatie zijn nog onvoldoende best practices beschikbaar.

Langere termijn
Voor de wat langere termijn komen vier thema’s naar voren waarop doorontwikkeling gewenst is, namelijk: (1) definitieve standaardbeschrijvingen van goede zorg (basis en doelgroep-specifiek); (2) revalidatieklimaat en interdisciplinair revalidatieteam; (3) triage en regionale samenwerkingsafspraken en (4) meetinstrumenten en kwaliteitsindicatoren.

Breed gedragen ontwikkeling in de geriatrische revalidatie
Leonoor van Dam van Isselt, specialist ouderengeneeskunde en projectleider namens UNO Amsterdam: ‘Ik vind het heel belangrijk dat we nu gezamenlijk werken aan standaarden voor goede geriatrische revalidatiezorg. Samen met de professionals vanaf de werkvloer hebben we geïnventariseerd hoe een standaard ons verder kan helpen. Eén van de vragen was bijvoorbeeld; wat mist er nu in de praktijk nu we werken zonder standaard?
De geriatrische revalidatie is er klaar voor om duidelijk te laten zien waar we voor staan en wat er van ons verwacht mag worden. Een standaard zal leiden tot minder praktijkvariatie, betere toepassing van wetenschappelijke kennis en bovendien tot minder inefficiëntie in de revalidatiepraktijk. Heel bijzonder was ook de hoge respons en het commitment van de deelnemers aan de studie; deze lag – ondanks de coronatijd – heel hoog; hieruit blijkt duidelijk dat deze ontwikkeling breed wordt gedragen.’

Met kwaliteitsstandaard professionaliseringsslag voor de geriatrische revalidatie
ActiZ branchevereniging van zorgorganisatie is blij met de studie. ActiZ-bestuurder Ronald Schmidt, tevens lid van het Consortium: ‘Dit zijn randvoorwaarden die we nodig hebben om de zorgcontinuïteit nu en in de toekomst te borgen. Herstelzorg zoals GRZ en ELV zijn van groot belang in het bewerkstelligen dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen. Ook na ziekte of trauma.’ Volgens Schmidt helpt een kwaliteitsstandaard in de verdere  professionalisering en draagt het bij aan de juiste zorg op de juiste plek.

Inzicht in waar verdere ontwikkeling nodig is
De ontwikkelagenda geeft inzicht waar we met elkaar de komende jaren aan verder dienen te werken. Mathieu Prevoo, als bestuurder bij Verenso lid van het Consortium: ’De patiënten in de kortdurende revalidatie- en herstelzorg zijn gebaat bij een beschrijving van kwaliteit die landelijk wordt gedragen. Verenso gaat graag aan de slag om de kwaliteit van zorg uit de praktijk van de specialisten ouderengeneeskunde te beschrijven. Met de samenwerking vanuit het Consortium, maar ook met de andere beroepsverenigingen kunnen we kwaliteitsontwikkeling stimuleren vanuit de praktijk en onderzoek.’

Document:
Eindrapport Onderweg naar Beter Januari 2021

Per heden is Het Wegingskader Cliëntperspectief voor iedereen beschikbaar: de online gesprekstool die helpt in het meenemen van het cliëntperspectief in de besluitvorming over het inzetten van (onvrijwillige) zorg.

Het Wegingskader is ontwikkeld om de wensen en behoeften van mensen met dementie of andere hersenaandoeningen, of mensen met een verstandelijke beperking mee te kunnen wegen in beslissingen over in te zetten (onvrijwillige) zorg.
Het is door iedereen in het zorgteam vrij te gebruiken, zeer eenvoudig toe te passen, direct en zonder scholing in te zetten

Kijk voor meer informatie, voor een instructie indien scholing toch gewenst is, het informatieve filmpje, het factsheet én informatie over het onderzoek dat aan Het Wegingskader vooraf ging hier.

Via deze link vindt u het persbericht.

 

Met trots feliciteren we onze collega Ewout Smit met de verdediging van zijn proefschrift “Patient-centeredness in Geriatric Rehabilitation”.

Met zijn onderzoek naar patiëntgerichtheid in de geriatrische revalidatie levert hij een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van dit vakgebied. De betrouwbaarheid en validiteit van de Barthel Index zijn aangetoond, de responsiviteit kan nog verder onderzocht worden. De PROMIS®-PF-GR, die in dit traject werd ontwikkeld, is een geschikt instrument om de het fysiek functioneren vanuit het perspectief van de patiënt te meten. Inzicht in dit patiëntenperspectief helpt om de revalidatie patiëntgericht te maken.

Goal setting is een belangrijk thema om verder te ontwikkelen. Hoe kun je daarbij goed aansluiten bij de ideeën en mogelijkheden van de patiënt en het feit dat deze tijdens de revalidatie kunnen veranderen? Welke methode is geschikt en hoe kunnen we professionals daar goed in trainen?

Van harte gefeliciteerd Ewout.

‘Wetenschappelijk onderzoek met een duidelijke betekenis voor de maatschappij. Bij voorkeur inclusief een bijdrage aan het oplossen of verlichten van maatschappelijke problemen’. Dat is waar de Societal Impact Award van Amsterdam UMC om draait.

Met de jaarlijks uitgereikte Amsterdam UMC Societal Impact Award worden onderzoekers met een duidelijke en concrete betekenis voor de maatschappij geëerd. Dit jaar heeft het onderzoek over verspreiding van Covid-19 in verpleeghuizen, door onderzoekers van de afdeling Ouderengeneeskunde en UNO Amsterdam, onder leiding van prof. dr. Cees Hertogh en prof. dr. Bianca Buurman gewonnen.

Wij zijn heel trots op alle collega’s die onderdeel zijn (geweest) van dit onderzoek en aanverwante onderzoeken en dankbaar voor alle medewerking die we hierin hebben mogen ontvangen.

Bekijk hier het promofilmpje van Bianca Buurman en Cees Hertogh

En

Bekijk hier alle resultaten uit de betreffende onderzoeken.

De zorg voor mensen met dementie moet zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaatsvinden. Soms kunnen mensen met ernstige dementie niet (meer) zelf aangeven wat goed voor hen is. Zorgverleners helpen ze dan bij die keuzes, met als doel onvrijwillige zorg alleen in te zetten als het echt niet anders kan.

Het toepassen van onvrijwillige zorg vraagt om het maken van een optimale afweging, hiervoor is in 2019 het Wegingskader ontwikkeld: een online tool waarin de zorgverlener in een aantal stappen informatie verzamelt over gedrag, verzet, beleving, waarneming en het perspectief van de cliënt in relatie tot de inzet van onvrijwillige zorg. Het Wegingskader helpt om op gestructureerde wijze het gesprek met zorgverleners en familie aan te gaan over het perspectief van de cliënt, en antwoord te krijgen op vragen als ‘Ervaart de cliënt onvrijwillige zorg?’ en ‘Zo ja, hoe vervelend denk jij dat hij of zij dit vindt?’.

Toepassing van het Wegingskader maakt het mogelijk om het cliëntperspectief expliciet en meer transparant mee te wegen in de besluitvorming rondom onvrijwillige zorg en richt zich op de groep cliënten met ernstige verstandelijke of cognitieve beperkingen (bij wie het aankomt op het ‘lezen van gedrag’).

Over een paar weken nemen we het Wegingskader in gebruik. Houd onze socials in de gaten voor meer informatie hierover. Wil je ondertussen al meer weten? Ga dan naar deze pagina.

 

 

Wordt uw verpleeghuis of behandeldienst peilstation voor kwaliteitsverbetering en kennisontwikkeling in de langdurige zorg?

Voor het landelijke programma Leren van Data dat UNO Amsterdam samen uitvoert met Verenso en het NIVEL zoeken wij verpleeghuizen (locaties of behandeldiensten) die het Elektronisch Patiënten Dossier YSIS gebruiken en mee willen doen als ‘peilstation’.

Wat is een peilstation?

In een peilstation leggen specialisten ouderengeneeskunde op eenvoudige wijze aanvullende gegevens vast in YSIS met betrekking tot bepaalde ziektebeelden, gebeurtenissen of verrichtingen. De peilingen richten zich dit aankomende jaar op juist gebruik van antibiotica bij urineweginfecties, lage luchtweginfecties, juist gebruik van psychofarmaca en op de ingezette behandeling bij COVID-19 besmettingen. Doel is om specialisten ouderengeneeskunde inzicht te geven in het behandel- en voorschrijfgedrag en om hiervan te kunnen leren en verbeteren.

Meerwaarde voor uw verpleeghuis/behandeldienst

  • Feedback en spiegelinformatie om te kunnen leren en verbeteren.
  • Inzicht in de huidig geldende richtlijnen
  • Accreditatiepunten voor deelname aan een scholingsbijeenkomst voorafgaand aan de peiling
  • Vergoeding voor de geïnvesteerde tijd

Meer informatie of aanmelden?

De meetperiode loopt naar verwachting van maart tot juni 2021. De registratielast is minimaal.

Wilt u zich vast verder inlezen? Leest u dan deze flyer.

Wilt u meer informatie of heeft u interesse om deel te nemen? Neem dan contact op met:
– Dr. Karlijn Joling, projectleider en senior onderzoeker: k.joling@amsterdamumc.nl
– Dr. Janine van Kooten, specialist ouderengeneeskunde en arts-onderzoeker: janine.vankooten@amsterdamumc.nl

Het doet ons plezier om bekend te maken dat UNO-VUmc per 1 december 2020 een nieuwe naam heeft: UNO Amsterdam.

Bij de nieuwe naam hoort natuurlijk ook een nieuw logo: fris, modern, herkenbaar en nog altijd voorzien van de boodschap dat ons netwerk een brug wilt vormen van wetenschap naar praktijk en van praktijk naar wetenschap. Ėn dat we dat samen doen.

Voor vragen over het nieuwe logo van UNO Amsterdam, neem contact op met Maike.Sparrius@amsterdamumc.nl, communicatie- en kennisadviseur.

(klik op het logo, deze wordt geopend in een nieuw venster, vanuit daar kun je het opslaan)

 

 

 

Vandaag lanceren wij de korte en informatieve animatiefilm én praatplaat: hoe kan verspreiding in een verpleeghuis zo snel gaan.

Werk je in de verpleeghuiszorg? Dan is deze film en praatplaat voor jou!

Korte animatiefilm: deel via social media, op het intranet, op je website en bespreek tijdens teamvergaderingen

Praatplaat en poster: hang ‘m op in medewerkersruimten, maak er een ansichtkaart van, deel ‘m via social media

 

Wil je meer informatie over deze film of praatplaat? Neem dan contact op met uno@vumc.nl

Bianca Buurman, hoogleraar acute ouderenzorg, is het UNO per 1 oktober komen versterken. Een mooie samenwerking, want Bianca draagt met haar expertise bij aan de brug die we met elkaar van de wetenschap naar de praktijk – en omgekeerd – beogen te bouwen en zij zal zich specifiek richten op verpleging & verzorging. Wie is Bianca en waar gaat zij zich de komende tijd op richten?  

De doelstelling van mijn onderzoeken is om te kijken hoe acute zorgvragen precies ontstaan: hoe komt het dat het thuis soms ontregelt, wat kunnen we in de thuissituatie doen om te voorkomen dat het ontregelt, hoe kunnen we mensen zo goed als mogelijk weer naar huis toe begeleiden en hoe kunnen we complexe zorg dichterbij huis brengen? Ik richt mij vooral dus op de acute zorg, en in het bijzonder ook op de samenwerking tussen huisartsenpraktijk, de wijkverpleging, de kortdurende zorg en het ziekenhuis. Acute zorgvragen ontstaan vaak bij kwetsbare ouderen en acute zorg wordt juist ook binnen de eerstelijn en intramurale zorg geboden. Daarbij onderzoek ik hoe deze partijen zo goed als mogelijk met elkaar kunnen samenwerken om ouderen zo goed mogelijk te ondersteunen. Om dit nu samen met het UNO te doen draagt enorm bij aan de het verbeteren van de dagelijkse zorg en implementatie.

Maar ik kijk ook naar het toekomstbestendig maken van de zorg. Bijvoorbeeld de opleidingen: wat moeten verpleegkundigen en verzorgenden, de fysiotherapeuten en ergotherapeuten weten om toegerust te zijn op die oudere patiënt van de toekomst? Hoe kunnen we ziekenhuiszorg thuis aanbieden, wat levert dit op en wat betekent het voor de patiënten? En wat betekenen die veranderingen allemaal voor de praktijk? Wat gaat er goed en wat moet er veranderen aan de huidige manier waarop we onze zorg organiseren en professionals opleiden? Hoe werken we optimaal samen zodat je met elkaar die optimale zorg levert?

Om dit op een innovatieve manier te benaderen spreekt mij heel erg aan. Zo heb ik enkele jaren geleden bijvoorbeeld de WijkKliniek geïnitieerd. De eerste startte in Amsterdam Zuid Oost en leidt tot betere uitkomsten voor ouderen. Een nieuwe vorm van zorg dus. Een plek waar we patiënten opnemen met een ziekenhuis indicatie. We zijn het nu zo aan het inrichten dat een verpleegkundig specialist de regie gaat voeren. Een prachtige ontwikkeling voor deze groep professionals.
Onlangs hebben we gehoord dat er in Nederland nog twee of drie wijkklinieken opgezet zullen worden. Fantastisch nieuws is dat, want het betekent een grote stap in het toekomstbestendig maken van de ouderenzorg.

Je richt je dus sterk op de verpleging en verzorging?
Ik ben van huis uit verpleegkundige en heb verplegingswetenschap gestudeerd en bekijk de zorg graag vanuit het perspectief van verpleegkundigen, verzorgenden én de cliënt. Die verpleegkundige achtergrond helpt heel erg om na te denken over hoe de verpleging en verzorging kan inspelen op acute zorgvragen. Maar ik kijk inderdaad verder dan alleen het verpleegkundige stuk. Ik kijk ook naar de samenwerking tussen fysiotherapeuten, ergotherapeuten, specialisten ouderengeneeskunde, de verpleging en de verzorging. In de praktijk werk je veel met elkaar samen en hoe doe je dat optimaal.

Hoe gaan de verpleging en verzorging merken dat jij er bent?
Bij de onderzoeken die gedaan worden betrekken we zoveel mogelijk verpleegkundigen en verzorgenden. We hebben de expertise van deze professionals echt nodig. Zo werken we aan een verbeter programma waarin we kijken wat de verpleegkundigen en verzorgenden in het eerstelijnsverblijf nodig hebben om beter te kunnen werken. Je krijgt daar ouderen met complexe zorgvragen, hoe behandel je die, hoe zorg je dat bijvoorbeeld de samenwerking met de gemeente goed is om snel vervolgzorg in te zetten? Dit soort vraagstukken kun je alleen ontwikkelen met de expertise van deze beroepsgroep.

Versterken van academisch profiel V&V
Met de expertise van verpleegkundigen en verzorgenden kunnen we vraagstukken ophalen uit de praktijk en zo een betere onderbouwing bieden voor de ouderenzorg. Niet alleen intramuraal, maar ook de wijkverpleging. Een belangrijke basis om dit vak verder te laten door ontwikkelen. Daarnaast willen we volop inzetten om verpleegkundigen met een master te laten participeren in onderzoek en hen promotiekansen te bieden.

En dat geldt ook voor verzorgenden. Er is heel veel kennis binnen deze groep en die moet je mee zien te nemen in de verdere ontwikkeling van de zorg. Voor onze onderzoeken organiseren we regelmatig klankbord bijeenkomsten en ontwikkel werkgroepen. Uitgesproken kansen om als verzorgende of verpleegkundige van je te laten horen.

Afstand tussen wetenschap en V&V verkleinen
Het is heel belangrijk dat de verpleegkundigen en verzorgenden betrokken zijn bij de ontwikkeling van zorg. En willen we deze groep ook stimuleren zelf onderzoek te initiëren. De Onderzoek & Praktijkprijs die het UNO elk jaar uitgeeft, is een mooie kans voor verpleegkundigen en verzorgenden om hun waardevolle ideeën met ons te delen.

Samenwerking
Het mogen aansluiten bij het UNO is voor mij heel waardevol. Ik heb nu een meer structurele basis van waaruit we kunnen bouwen. Eigenlijk heb ik nu een stevige organisatie om mij heen van waaruit we sneller en adequater kunnen werken aan onze onderzoeken en aan het toekomstbestendig maken van de ouderenzorg. Dit nu samen met dit netwerk te kunnen doen, vind ik heel erg mooi.
En dan is de samenwerking met collega hoogleraar Cees Hertogh, met wie je gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderzoek draagt, gewoon heel fijn. Het loopt prettig, we zijn complementair aan elkaar en dat levert veel op. Zo hebben we in de afgelopen maanden succesvol onderzoek gedaan naar de transmissie van covid-19 in verpleeghuizen. Dit heeft een goede basis gelegd voor samenwerken in de toekomst. Vanuit het UNO was er de wens om het multidisciplinaire onderzoek te verbreden richting verpleging en verzorging en het is mooi dat dit nu met mijn aanstelling een impuls krijgt.

Onderzoek en praktijk
Voor mij is onderzoek van meerwaarde als de praktijk echt beter wordt voor onze ouderen, voor de verzorgende en verpleegkundigen en voor de artsen. Dat doe je niet alleen, dat doe je samen, met allerlei deskundigen.

 

Naast haar functie binnen onze afdeling is Bianca als lector verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam en blijft zij ook in deeltijd werkzaam als hoogleraar bij de afdeling interne geneeskunde (locatie AMC). Tevens is zij als chief nursing officer werkzaam voor het ministerie van VWS.

Om de coronacrisis in de verpleeghuizen het hoofd te bieden moesten organisaties als het ministerie, de GGD en branchevereniging ActiZ razendsnel schakelen. Prof. dr. Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg bij het Amsterdam UMC, vertelt over de aanpak, de impact en de geleerde lessen. Hij is ook lid van de Task Force Antimicrobial Resistance bij het RIVM en van het landelijk Outbreak Management Team. Hertogh is voorzitter van een van de zes academische werkplaatsen (Universitair Netwerk Ouderenzorg Amsterdam). Met twee onderzoeken naar het beloop en de verspreiding van COVID-19 legde hij samen met collega-hoogleraar Bianca Buurman de basis voor het beleid bij een uitbraak in verpleeghuizen.

Lees hier het interview met Vilans.

PERSBERICHT

Amsterdam, 1 september 2020

Bij nieuwe uitbraak in verpleeghuis is snelle diagnose essentieel

“Het is zeer onwenselijk dat verpleeghuizen bij een nieuwe coronagolf opnieuw de deuren moeten sluiten”, zeggen hoogleraar Acute Ouderenzorg Bianca Buurman en hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh van Amsterdam UMC. Zij deden de afgelopen maanden onderzoek in diverse verpleeghuizen om erachter te komen wat aan een uitbraak voorafging en
hoe het kon gebeuren dat zoveel verpleeghuisbewoners besmet raakten. “Bij een uitbraak moet een diagnose snel gesteld worden. Dat betekent meer testen en een snelle testuitslag.
Daarnaast is een beter gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen nodig en scholing voor het personeel, zodat klachten van patiënten –veelal bewoners met dementie- beter worden
herkend”, aldus Buurman en Hertogh.

Sinds het begin van de corona-uitbraak (SARS-CoV-2) in Nederland zijn veel verpleeghuizen getroffen door het virus, dat bij ouderen een ernstiger en fataler beloop kent. Het testbeleid is nu
gericht op mensen die mogelijke (milde) klachten hebben. Het is niet zeker of positief geteste bewoners en/of medewerkers zónder klachten ook bijdragen aan de verspreiding, maar het
onderzoek van Buurman en Hertogh wijst daar wel op. En dat zou volgens hen belangrijke gevolgen hebben voor het testbeleid in verpleeghuizen en het gebruik van persoonlijke
beschermingsmaatregelen.

Symptomatisch en presymptomatisch
“De belangrijkste vraag in ons onderzoek was in hoeverre presymptomatische bewoners en medewerkers een rol spelen in de verspreiding van corona in het verpleeghuis”, zegt Hertogh.
Een team onder leiding van Buurman en Hertogh deed onderzoek in vier verpleeghuizen. Daar werden alle bewoners en medewerkers getest, ongeacht of ze symptomen hadden. Op deze manier
konden mensen met klachten (symptomatisch) en zonder klachten (presymptomatische) worden onderscheiden. Vanwege het beperkte aantal besmettingen in drie van de vier verpleeghuizen, was het niet mogelijk daar een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Bij het vierde verpleeghuis liep het onderzoek samen met een grote uitbraak. Zo’n veertig mensen waren bij de start van het onderzoek besmet.
De uitbraak in dit verpleeghuis met 185 bewoners met dementie is te herleiden tot een enkele bron, een bewoner heeft het coronavirus opgelopen in een ziekenhuis. Bij alle besmette bewoners en
medewerkers is vervolgens dezelfde virusstam teruggevonden. De positief geteste bewoners met en zonder klachten hebben eenzelfde aanzienlijk hoeveelheid virusmateriaal in hun lichaam, en beide groepen lijken even besmettelijk.

Extra scholing
Dit verpleeghuis is gespecialiseerd in dementiezorg. De bewoners begrijpen instructies minder goed en door de dementie zijn ze niet goed in staat om klachten te communiceren. “Het herkennen van corona-gerelateerde klachten is daarom enorm afhankelijk van observaties door zorgmedewerkers”, zegt Buurman, “en die hebben meer kennis nodig van de mogelijke symptomen en klachten die bij corona passen. Extra scholing is daarom nodig.”
Aan het begin van de uitbraak zaten soms enkele dagen tussen eerste gerapporteerde klachten en het daadwerkelijk testen van bewoners. Ook bleek – en dit is al bekend uit andere studies – dat
zorgmedewerkers moeite hebben bij zichzelf lichte klachten te herkennen of te signaleren. Bovendien is de werkdruk hoog en hebben medewerkers de neiging door te werken. Hierdoor
vormen zij onbedoeld een risico voor bewoners en collega’s. Daarnaast bleek de bouw van het verpleeghuis een extra complicatie bij het onder controle brengen van de uitbraak. Afdelingen zijn
in een open carré met elkaar verbonden. Bewoners hebben hierdoor extra bewegingsruimte, dat bijdraagt aan goede zorg voor mensen met dementie. Maar het heeft ook nadelen bij het bestrijden van een besmettelijke ziekte.

De IC van de ouderenzorg
Buurman en Hertogh concluderen dat er geen onderscheid te maken is tussen presymptomatische en asymptomatische bewoners en medewerkers als het gaat om de verspreiding van het virus. Ze adviseren dan ook een aanscherping van het landelijk beleid voor de (kortdurende en langdurige) verpleeghuiszorg. Het advies bestaat uit drie fases: groen, oranje en rood. Bij groen is er nog weinig aan de hand, maar kunnen wel duidelijke afspraken worden gemaakt in geval van een uitbraak. Zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Bij oranje is er een toenemend aantal besmettingen in de omgeving van een verpleeghuis. Dan moeten maatregelen genomen worden om te zorgen dat corona niet in het verpleeghuis komt. Dat kan door regulering van bezoek, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor zowel medewerkers als bezoek en een quarantaine voor nieuwe bewoners en bewoners die terugkomen van een ziekenhuisopname. Rood staat voor een uitbraak. Hier wordt gepleit voor wekelijks testen van bewoners en personeel, met en zonder klachten. Een snelle diagnose is dan essentieel en beter letten op (eigen) klachten en daarnaar handelen. “We moeten voorkomen dat een verpleeghuis opnieuw moet sluiten voor bezoek”, aldus Buurman en Hertogh, “Het verpleeghuis is de intensive care van de ouderenzorg, met de voorgestelde adviezen hopen we samen corona te bestrijden en tegelijk te waken voor de kwaliteit van leven van onze meest kwetsbare ouderen.”

Het onderzoek naar presymptomatische transmissie van COVID-19 in vier verpleeghuizen is door Amsterdam UMC, afdeling Ouderengeneeskunde, in samenwerking met Erasmus MC, afdeling
virologie en GGD Amsterdam uitgevoerd. Hier vindt u inhoudelijke informatie over het onderzoek.

Noot voor de redactie (niet voor publicatie):
Neem voor meer informatie contact op met Nicole de Haan, wetenschapsvoorlichter en
communicatieadviseur, locatie VUmc, (020) 444 3444/communicatie@vumc.nl.

Er wordt volop gediscussieerd over de vraag hoe we ouderen en kwetsbaren moeten beschermen in een tweede coronagolf. Helemaal afschermen? ‘Het apart zetten van ouderen in de maatschappij is geen idee van het OMT, laat ik dat vooropstellen. Het is absoluut niet uitvoerbaar.  Een simplistisch idee, onuitvoerbaar.’

Lees wat Prof. Cees Hertogh hier over te zeggen heeft in de Volkskrant. 

Wat zijn de KERNwaarden van de Ouderengeneeskunde? Prof. dr. Cees Hertogh introduceert ze in zijn nieuwste blog.

 

 

 

Nu online, het juni nummer van Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde. Met dilemma’s, actualiteiten, vaste rubrieken, blogs en onderzoeken. Lees ‘m hier.

Door Julia van Weert, Nathalie van der Velde en Cees Hertogh (namens de programmaraad Aging & Later Life, APH).

De bijna 2,5 miljoen ouderen in Nederland vormen een heel diverse groep, van vitaal en zelfredzaam tot kwetsbaar en op zorg aangewezen. Toch is deze groep in de afgelopen drie maanden vrijwel zonder nuance als risicogroep neergezet en nauwelijks in beleid betrokken. Daarmee is de beeldvorming van ouderen razendsnel veranderd en is er een paradox van zorg en welzijn ontstaan: juist de groep die we proberen te beschermen ervaart ernstige nadelen van ons beleid. Laten we deze eenzijdige en negatieve beeldvorming zo snel mogelijk terugdraaien, ouderen een stem geven en voorkomen dat hun kenschets als risicogroep ‘het nieuwe normaal’ wordt.

Lees verder op www.sociaal.web

Dit tweede factsheet, met analyses van de COVID-19 data vastgelegd in Ysis, betreft data van hetzelfde cohort als in de eerste factsheet, maar nu met een vervolg tot half mei en gekoppelde analyse van de usual care data (Ysis). Hierdoor is er nu ook inzage in co-morbiditeit, leeftijd, geslacht en verblijfssituatie.

Belangrijkste conclusies zijn:

 

  • Bevestiging van de bevindingen uit de vorige factsheet, maar nu met meer data: COVID-19 infecties gaan gepaard met veel sterfte
  • Mannen zijn zwaarder getroffen dan vrouwen: overlijden meer en sneller met hogere symptoomlast
  • Een goede verklaring hiervoor is niet gevonden. Het in de bestaande literatuur vaak genoemde verschil in co-morbiditeit tussen mannen en vrouwen is niet verklarend voor het verschil in sterfte in deze populatie van zeer kwetsbare ouderen
  • Dementie, Ziekte van Parkinson en nierfalen zijn geassocieerd met een hoger risico op overlijden.

Download hier de tweede factsheet

 

“Intens gelukkig dat ze weer bezoek mocht ontvangen.”

Ervaringen met de verruiming van de bezoekregeling in verpleeghuizen.

Sinds maandag 11 mei worden onder strikte voorwaarden weer bezoekers toegelaten in 26 verpleeghuizen in Nederland. Sinds 25 mei is bezoek toegestaan bij alle verpleeghuislocaties die op vrijwillige basis aan de verruiming willen deelnemen en aan de gestelde voorwaarden kunnen voldoen.

Deze verruiming van de bezoekregeling wordt nauwgezet gevolgd door de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg, waarvan UNO onderdeel uitmaakt.

Lees de resultaten van de dieptemonitoring en een globale monitoring hier:

Factsheet Dieptemonitoring bezoekregeling 11-29 mei

Monitor_resultaten_VWS_RAPPORT_8 juni 2020

 

Een overzicht van alle COVID-19 gerelateerde berichten en onderzoeken binnen UNO-VUmc vind je hier.

 

 

Medicatie voorschrijven. Een wezenlijk onderdeel van de behandeling door dokters. Daar valt veel over te zeggen. In Nederland belanden jaarlijks ruim 27.000 mensen in het ziekenhuis door verkeerd medicijngebruik en het geschatte overlijden ten gevolge hiervan ligt rond de 2000 patiënten. En dat blijkt nog een conservatieve inschatting.
Wij hopen daarom dat je met plezier het voorlopig laatste nummer van ons H&O magazine leest. Met artikelen over onder meer farmacotherapieonderwijs, antidepressiva en slapeloosheid en interviews met specialist ouderengeneeskunde Jos van Berkel en artsmicrobioloog Thecla Hekker.

H&O magazine. Medicatie: onderwijs, onderzoek en praktijk

 

De kracht van ons netwerk: door samenwerking beter.

2019, een jaar waarin binnen ons netwerk hard gewerkt is om verder bij te dragen aan goede zorg en behandeling voor ouderen met complexe zorgvragen.

De kracht van ons netwerk zit in samenwerking: samenwerking tussen zorgverleners en onderzoekers, samenwerking tussen de UNO-organisaties onderling en samenwerking met organisaties buiten ons netwerk. En de laatste jaren groeit ook de samenwerking met cliënten en hun vertegenwoordigers. De ambitie om ouderen goede zorg en behandeling te verlenen en hiertoe kennis te ontwikkelen, te delen en toe te passen verbindt ons. We richten ons daarbij op onze thema’s ‘goede zorg voor mensen met hersenaandoeningen’, ‘goede zorg voor revalidanten’ en ‘goede organisatie van zorg’.

Wij geven in dit jaarverslag graag een beeld van onze activiteiten in 2019. En we laten u graag kennis maken met de mensen die daarbij betrokken zijn, want juist zij vormen de drijvende kracht achter ons netwerk. Dit zijn bijvoorbeeld de cliëntvertegenwoordigers die samen met zorgverleners en onderzoekers deelnemen aan de UNO-/wetenschapscommissies; Of de zorgverleners en onderzoekers die binnen de themagroepen de vertaling van wetenschap naar praktijk maken, en andersom ook de vertaling van de praktijk naar de wetenschap; de bestuurders die samen met ons kiezen voor de start van een ontwikkelpraktijk, en die daarmee onderzoekers en zorgverleners de ruimte geven om onderzoek te ontwikkelen op de werkvloer; En dit zijn ook onze promovendi die zorgen dat het onderzoek waar zij verantwoordelijk voor zijn op een goede manier wordt uitgevoerd.

Over deze mensen, en de projecten waaraan zij bijdragen gaat het in dit jaarverslag.

Veel leesplezier!

 

Welke aspecten spelen een rol om tot weloverwogen besluiten te komen?

Vanaf 19 maart 2020, geldt een stringente bezoekregeling in verpleeghuizen. Hoewel de maatregel op goede gronden is getroffen, plaatst deze professionals in de langdurige zorg voor lastige dilemma’s. Vanaf 11 mei 2020 zal de regeling stapsgewijs verruimd worden, te beginnen met één bezoeker per persoon onder strikte voorwaarden in 25 geselecteerde verpleeghuizen.

Medio april 2020 inventariseerden wij de dilemma’s die specialisten ouderen geneeskunde in opleiding, hun opleiders en docenten ervaren onder de strikte bezoekregeling. De eerste resultaten uit deze survey geven een goede indruk van wat de meest schrijnende situaties zijn. Deze vragen prioriteit bij de invulling van de verruiming van de bezoekregeling. Aan de hand van vier casus willen wij laten zien dat de gevolgen van de bezoekregeling diep kunnen ingrijpen in het leven van mensen in het verpleeghuis. Tegelijk bieden deze casus aanknopingspunten voor de inhoudelijke invulling van de verruimde/versoepelde bezoekregeling.
Lees hier het volledige artikel.

En klik hier voor een bezoek aan onze COVID-19 pagina, waar u ons laatste nieuws over dit onderwerp kunt lezen.

Het corona virus houdt Nederland in zijn greep. Wij doen er alles aan om de verspreiding van het virus terug te dringen. Daartoe is nodig dat we snel beter inzicht krijgen in hoe het virus zich binnen het verpleeghuis verspreidt. Uit onderzoek dat in het buitenland (VS) is uitgevoerd, komt naar voren dat mensen mogelijk al besmettelijk kunnen zijn voordat ze zelf ziekteverschijnselen krijgen. Om bewoners en medewerkers optimaal te kunnen beschermen, vinden wij het van groot belang om na te gaan of dat werkelijk zo is.

Daarom is op maandag 4 mei een onderzoek gestart in 3 verpleeghuizen verspreid over Nederland. Bewoners en medewerkers van betrokken organisaties zijn hier inmiddels over geïnformeerd. Het betreft de organisaties Argos Zorggroep, Cordaan en Tante Louise. Per organisatie doet één zorglocatie mee.

Testen
Alle bewoners en medewerkers worden systematisch getest op besmetting met het corona-virus. Iedereen wordt dus gevraagd zich te laten testen – ook als zij recent al getest zijn. Tegelijk vragen wij medewerking bij het invullen van een korte vragenlijst over klachten die mogelijk kunnen wijzen op een infectie. Dit doen we samen met de GGD. In de week van 11 mei wordt de vragenlijst opnieuw afgenomen en worden bewoners en medewerkers die eerder niet besmet waren opnieuw getest. Dezen worden dan een week later (week van 18 mei) opnieuw gevraagd de vragenlijst in te vullen. Alle testuitslagen die wijzen op de aanwezigheid van het virus, worden vervolgens nader geanalyseerd om vast te stellen of het om dezelfde stam van het coronavirus gaat.

Onderzoekers van Amsterdam UMC, onder leiding van prof. Cees Hertogh en prof. Bianca Buurman, gaan onderzoeken, op grond van de testgegevens en vragenlijsten, hoe het virus zich verspreidt. Zij zullen de betrokken organisaties en de sector adviseren over de maatregelen die getroffen moeten worden om het coronavirus doeltreffend te bestrijden.

Wij verwachten dat de resultaten van deze aanpak niet alleen de medewerkers en bewoners van de betrokken organisaties ten goede zullen komen, maar ook de basis gaan vormen voor landelijke beleid om het Corona virus in verpleeghuizen terug te dringen en uitbraken te voorkomen.

Samen krijgen we het coronavirus onder controle!

 

Meer informatie over COVID-19 gerelateerde onderzoeken en onderwerpen vind je hier. 

Voor pers gerelateerde vragen mag u contact opnemen met:

Maike Sparrius (maike.sparrius@amsterdamumc.nl)
Communicatie- en Kennisadviseur UNO-VUmc
Amsterdam UMC

 

Op 18 maart is er een landelijk registratie gestart om inzicht te krijgen in de prevalentie van (vermoedelijke) COVID-19 in de langdurige zorg. De registratie vindt plaats via verschillende EPD’s in het kader van het programma ‘Leren van data’, waarin Verenso, het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC (UNO-VUmc) en NIVEL samenwerken.

Onderzoekers van UNO-VUmc analyseren en rapporteren de gegevens uit de COVID-registratie binnen het EPD Ysis. Deze registratie is erop gericht om inzicht te krijgen in een aantal urgente vragen vanuit het veld.

Dit betreft vragen als: Hoe is het beloop van een COVID-19 infectie in de ouderenzorg? Wat zijn de kenmerken van bewoners met een (vermoedelijke) COVID-19 infectie? Wat zijn de symptomen van COVID-19 bij kwetsbare ouderen en in hoeverre zien we onder hen een atypische presentatie?

De bevindingen worden de komende tijd gerapporteerd in diverse factsheets. De eerste factsheet is nu klaar en hier te vinden. Deze factsheet laat het aantal bevestigde COVID-19 infecties zien, de symptomen die verpleeghuisbewoners hebben bij een verdenking op COVID-19, en het beloop (klinische verbetering of verslechtering, herstel, ziekenhuisopname, overlijden) gebaseerd op de eerste 4 weken registratiegegevens, waarbij de tijd dat bewoners gevolgd konden worden per bewoner verschillend is.

 

Interview in Trouw, 29 april 2020 (door Marco Visser)

 

Hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh: ‘Met de kennis van nu, hadden we het anders aangepakt in verpleeghuizen’

Ja, met de kennis van nu zouden er minder bewoners van verpleeghuizen zijn overleden aan de gevolgen van een besmetting met Sars-Cov-2, stelt hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh. Maar ook de kennis van nu is beperkt. Volgende maand start Hertogh een onderzoek naar de verspreiding van het virus in verpleeghuizen.

Als we wisten wat we nu weten, dan zouden er andere keuzes zijn gemaakt in verpleeghuizen en zouden er minder bewoners zijn overleden. Dat stelt hoogleraar ouderengeneeskunde aan de VUmc in Amsterdam, Cees Hertogh, als antwoord op de vraag of meer beschermingsmiddelen in verpleeghuizen tot minder doden hadden geleid. “Het is een als-danvraag. Als er in het begin voldoende beschermingsmiddelen waren, hadden we het virus voor een deel kunnen indammen.”

De nadruk ligt op ‘voor een deel’, want toen het coronavirus opdook, ontbrak het aan kennis. Zo gingen virologen er nog vanuit dat besmetting alleen mogelijk was als een patiënt duidelijke symptomen van Covid-19 had. Maar het lijkt erop dat personen zonder klachten besmettelijk kunnen zijn, net als personen met klachten die ogenschijnlijk niets met de ziekte te maken hebben. Zelfs al zouden er voldoende beschermingsmiddelen zijn geweest, dan nog had het gebrek aan kennis over deze zogenoemde ‘presymptomatische’ en ‘asymptomayische verspreiding’ van het virus gezorgd voor uitbraken, stelt Hertogh. Zij het minder ernstig.

De virusroute

Wat de rol is van de presymptomatische verspreiding, gaan Hertogh en Bianca Buurman van het AmsterdamUMC vanaf 4 mei onderzoeken door 1500 medewerkers en bewoners van verpleeghuizen te testen en te volgen. Er zijn vanuit Amerikaanse onderzoeken al aanwijzingen dat het virus zich onopgemerkt kan verspreiden omdat het zich anders gedraagt dan gedacht. Hertogh en Buurman betrekken niet alleen de bewoners maar ook de medewerkers bij het onderzoek. Zo wordt duidelijker wat de wisselwerking is tussen bewoners en medewerkers.

“Een route die het virus kan nemen verloopt via de bewoners”, zegt Hertogh. “Bijvoorbeeld als bewoners zijn verplaatst van ziekenhuis naar verpleeghuis. Of van huis uit zijn opgenomen. Daar waar men in en uit gaat, daar ligt de transmissieroute. Het grootste aantal mensen dat naar binnen en naar buiten gaat, zijn de zorgmedewerkers. Als het virus eenmaal bij de bewoners is, kan het van de ene bewoner op de andere overgedragen worden. En vervolgens weer op een medewerker. Als je dan ook nog eens onvoldoende beschermende middelen hebt, kan het snel gaan.”

Het onderzoek zal een maand duren. De eerste bevindingen maken Hertogh en Buurman tussentijds bekend.

De hygiëne op orde

Met de resultaten kunnen het Outbreak Management Team en het kabinet bekijken hoe zij het beste de deuren van de verpleeghuizen kunnen openen. Minister Hugo de Jonge (volksgezondheid, welzijn en sport) wil zo lang niet wachten. Hij kondigde versoepelingen aan vanaf 11 mei. Maar dan alleen bij verpleeghuizen met weinig coronabesmettingen, omdat je zo zou weten dat die locatie de hygiëne op orde heeft, zei De Jonge in het Nederlands Dagblad. Een ongelukkige uitspraak, vindt Hertogh. Door te suggereren dat verpleeghuizen waar de hygiëne op orde is veiliger zijn, suggereert de minister ook het omgekeerde; dat verpleeghuizen met veel besmettingen daar zelf schuldig aan zijn.

“Het noorden is relatief gespaard gebleven. Hebben verpleeghuizen in het noorden betere hygiënemaatregelen dan verpleeghuizen in Noord-Brabant? Die stelling durf ik niet aan”, zegt Hertogh.

Gemaakte fouten

Waarom bijvoorbeeld in het Heemsteedse woonzorgcentrum Kennemerduin tientallen bewoners sterven en in een verpleeghuis even verderop niemand, is een complexe vraag. Hertogh en Buurman hopen met het onderzoek bij te dragen aan antwoord. “Hygiënemaatregelen spelen zeker een rol, maar besmetting en sterfte hangen ook samen met de kwetsbaarheid en de complexiteit van bewoners. Bewoners met dementie bijvoorbeeld kunnen zich niet aan voorschriften houden omdat ze die niet begrijpen. Dan is er nog het gebouw. Als je een kleinschalige woonorganisatie bent met iedereen een eigen kamer en weinig gemeenschappelijke activiteiten, is het makkelijker het virus te controleren dan als je veel gemeenschappelijke ruimtes en meerpersoonskamers hebt. Het is echt te gemakkelijk om te zeggen: als je hygiënemaatregelen op orde zijn, komt covid niet binnen.”

Hertogh merkt dat de stemming verandert en dat in de media wordt gezocht naar personen of instanties die fouten hebben gemaakt. Dat stoort hem. “We moeten nu adviezen voor beleid en goede zorg geven in een situatie van grote onzekerheid en beperkt wetenschappelijk bewijs. Dus varen we vooral op kennis van experts en zetten we heel snel onderzoek op om meer te weten te komen over dit virus.”

Maar als er fouten zijn gemaakt, dan moeten deze toch worden benoemd? “Je maakt een fout als je weet hoe de regels zijn en als je deze overtreedt. Nu leven we in een landschap waarin veel onduidelijk is en waarin we de regels voor goede zorg nog aan het ontwikkelen zijn op basis van voortschrijdend inzicht. Achteraf weten we altijd hoe het beter had gekund, maar we moeten handelen met de inzichten van nu. Als we een maand geleden wisten wat we nu weten, ja, dan hadden we het anders gedaan.”

 

Met als thema Acute Ouderengeneeskunde biedt het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde deze maand een schat aan actuele informatie. Lees onder andere het artikel ‘COVID-19 onder medewerkers in het verpleeghuis met verkoudheidsklachten, maar zonder koorts’, en blader door naar het artikel van:

– Eefje Sizoo en Marja Depla over behandelbeslissingen na een ernstig CVA

– Tjarda Boere en Laura van Buul over het UPCARE-onderzoek

– ‘Hora est’ van de promotie van Ineke Gerridzen (‘Nothing is wrong with me’)

– AIOS Heleen Driever

Lees hier het april nummer.

De COVID-19 pandemie heeft een onwaarschijnlijk grote impact op de gezondheidszorg, en terwijl we dit schrijven beseffen we dat het eind nog lang niet inzicht is. Het virus verspreidt zich erg snel en onvoorspelbaar. Ouderen en mensen met comorbiditeit zijn de meest bedreigde groep, zij hebben een duidelijk slechtere prognose.
De afgelopen weken is hard gewerkt aan een behandeladvies specifiek voor ouderen. Verschillende experts, waaronder medewerkers van de verschillende academische werkplaatsen hebben hier hun steentje aan bijgedragen.

 

Bekijk hier het Behandeladvies Post-COVID-19 Geriatrische revalidatie.

Voor alle COVID-19 gerelateerde berichten van het UNO-VUmc, klik hier.

Hoe is het beloop van een COVID-19 infectie in de ouderenzorg?

– Wat zijn de kenmerken van bewoners met een verdenking op, c.q. een bevestigde COVID-19 infectie?

– Wat zijn de symptomen van COVID-19 bij kwetsbare ouderen en in hoeverre zien we onder hen een atypische ziektepresentatie?

 

Om beter inzicht te krijgen in het beloop van (verdenkingen op) COVID-19 infecties in de ouderenzorg/langdurige zorg roepen wij alle artsen en behandeldiensten op die met het EPD YSIS werken om deel te nemen aan de registratie rondom COVID-19. Door deelname aan deze registratie ontvangt u tevens feedback over de situatie in uw eigen organisatie.

De registratie van COVID-19 is onlangs gestart in Ysis op verzoek van Verenso. Verenso en Amsterdam UMC hebben de registratie nu aangepast zodat ook het beloop van COVID-19 beter geregistreerd kan worden. Deze activiteit valt onder het onlangs gestarte (en door VWS gesubsidieerde) programma Leren van Data waarin Verenso en het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC (UNO-VUmc) nauw samenwerken aan hergebruik van zorggegevens uit Ysis ten behoeve van kwaliteitsverbetering en kennisontwikkeling voor en door specialisten ouderengeneeskunde. De specifieke COVID-19 registraties zijn opgezet met een beperkte registratielast voor zorgverleners. Zij stellen ons in staat om op urgente vragen zoals boven gesteld een antwoord te geven.

Help ons in kaart te brengen hoe COVID-19 zich gedraagt in de ouderenzorg/langdurige zorg en doe mee! Alle instellingen die Ysis gebruiken krijgen automatisch toegang tot deze verbeterde registratie en ook tot de dashboards die ‘real-time’ feedback geven.

 

Namens het programma Leren van Data 

Nienke Nieuwenhuizen, voorzitter Verenso

Thomas Ferguson, directeur Gerimedica

Cees Hertogh, Hoogleraar ouderengeneeskunde, Amsterdam UMC & UNO VUmc

 

Lees hier meer over Leren van Data.

 

Samenwerkingsverbanden tussen verpleeghuisorganisaties en de eerste lijn

We hebben in Nederland te maken met een trend van vergrijzing, een toename in prevalentie van chronische aandoeningen en vooruitgang in de medische mogelijkheden.1,2 Er komen steeds meer kwetsbare ouderen met complexe zorgbehoeften. Door veranderingen in de zorg, waaronder de overheveling van AWBZ naar WMO, wonen deze ouderen langer thuis en is de verantwoordelijkheid van de eerstelijnszorg en het sociale domein (zorg en welzijn) toegenomen.3 Dit vraagt om optimalisering van de integrale zorgverlening aan deze populatie, wat op haar beurt vraagt om een goede organisatie en intensivering van samenwerkingsverbanden binnen de hele zorgketen.4

In Nederland wordt op verschillende manieren invulling gegeven aan het creëren van dergelijke samenwerkingsverbanden rondom kwetsbare ouderen. Ook binnen het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC (UNO-VUmc, zie kadertekst) bleek na rondvraag onder de 25 aangesloten ouderenzorgorganisaties, dat er verschillende samenwerkingsverbanden tussen verpleeghuisorganisaties en de eerste lijn bestaan. Er bestaat echter geen duidelijk overzicht van welke soorten samenwerkingsverbanden er zijn, wat de verschillende werkwijzen en betrokken partijen hierbij zijn, en welke succesfactoren en knelpunten hierin een rol spelen.

Om een dergelijk overzicht te genereren, hebben wij een onderzoeksproject uitgevoerd onder ouderenzorgorganisaties binnen het UNO-VUmc. Dit artikel beschrijft de uitkomsten hiervan, met als doel het bieden van inspiratie aan partijen die de ambitie hebben om samenwerkingsverbanden rondom thuiswonende kwetsbare ouderen op te zetten, of om al bestaande samenwerkingsverbanden te optimaliseren.

 

Het hele artikel in het Tijdschrift voor Ouderen lezen? Klik hier.

 

 

 

Het team van UNO-VUmc breidt uit.

Interesse in één van deze mooie vacatures? Laten we kennismaken!

24 februari:

Voor een recent overzicht ga naar Werken bij UNO.

Programmamanager, project Leren van data
Als programmamanager stuur en monitor je het unieke programma ‘Leren van data’, draag je zorg voor samenhang en onderlinge afstemming van de onderdelen (‘Pijlers’) in het programma en tussen verschillende betrokken partijen. Je hebt de dagelijkse leiding over dit programma en bent verantwoordelijk voor de algehele voortgang. Lees hier de volledige vacature.

Arts-onderzoeker, project Leren van data
Als arts-onderzoeker werk je mee aan het zojuist gestarte programma  ‘Leren van data’ om (her)gebruik van zorggegevens in de ouderengeneeskunde te verbeteren ten behoeve van kwaliteitsverbetering en informatie-uitwisseling. Bekijk hier de vacature.

Senior Onderzoeker
Als onderzoeker bij UNO-VUmc zul je je bezighouden met het ontwikkelen en begeleiden van (promotie)onderzoek op het gebied van de thema’s Geriatrische revalidatiezorg en Organisatie van zorg. Onder dit laatste thema vallen onderwerpen zoals zorgtechnologie en de inzet van verpleeghuis expertise voor kwetsbare ouderen die (nog) thuis wonen. Samen met de andere onderzoekers uit het UNO-team, draag je ook bij aan het verwerven van subsidies voor nieuwe onderzoeksprojecten. Lees hier de volledige vacature.

Onderzoeksassistent
In deze functie draag je bij aan het internationale onderzoeksproject ImpresU met als doel het terugdringen van overmatig antibioticagebruik bij kwetsbare ouderen. Bekijk hier de volledige vacature.

Antibioticaresistentie is wereldwijd één van de grootste bedreigingen voor de gezondheidszorg. In het ergste geval zijn bacteriële infecties in de toekomst niet meer te behandelen. In de workshop die Laura van Buul, coördinator en onderzoeker bij UNO-VUmc, op het Zoek het Uit congres op maandag 10 februari gaf, kwamen de laatste inzichten op gebied van infecties bij ouderen voorbij.

Gemist of nog eens nalezen? Lees hier het verslag opgetekend door Vilans.

Op woensdag 11 maart 2020 om 15.45 uur vindt de promotieplechtigheid plaats van Ineke Gerridzen, specialist ouderengeneeskunde bij Atlant.

Zij mag dan haar proefschrift ‘Nothing is wrong with me. Behavioural symptoms and awareness in people with Korsakoff syndrome and other alcohol-related cognitive disorders living in nursing homes’ in het openbaar verdedigen. In 2014 is zij samen met Atlant en de afdeling Huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC, locatie VUmc onder begeleiding van prof. dr. Cees Hertogh gestart met de KORSAKOV-studie. Dit betreft een beschrijvend onderzoek naar de kenmerken en het functioneren van mensen met het syndroom van Korsakov die in het verpleeghuis verblijven en richtte zich specifiek op het voorkomen van probleemgedrag en ziekte-inzicht, en de onderlinge verbanden bij deze groep mensen. Aan dit onderzoek hebben diverse zorgorganisaties deelgenomen.

Voorafgaande aan de promotieplechtigheid zal een minisymposium gehouden worden.

U bent van harte uitgenodigd voor zowel het minisymposium als de promotieplechtigheid. Via deze link kunt u zich aanmelden.

Titel van het minisymposium:

‘Korsakov op de kaart’. Hoe kennisontwikkeling bijdraagt aan specialistische zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov.

Datum: woensdag 11 maart 2020

Locatie: Auditorium Hoofdgebouw Vrije Universiteit, Amsterdam

Adres: De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam

Routebeschrijving: vanaf de hoofdingang van het Hoofdgebouw loopt u rechts de trap op tot u in de foyer komt en dan weer links de trap op naar het aulaniveau. Als u hier linksaf loopt ziet u aan uw linkerzijde het auditorium.

 

Programma symposium en promotieplechtigheid:

12.00 – 13.00   Inloop met koffie/thee/broodjes

13.00 – 13.10   Opening en introductie van de dagvoorzitter door prof. dr. Cees Hertogh, hoogleraar Ouderengeneeskunde & Ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen, UNO-VUmc

13.10 – 13.20    Dagvoorzitter drs. Thijs Houtappels, bestuurder Atlant en bestuurslid Korsakov Kenniscentrum

13.20 – 13.40   Wetenschap en cognitie, interview prof. dr. Roy Kessels, hoogleraar neuropsychologie, Radboud Universiteit, Donders Instituut en voorzitter Wetenschapsraad Korsakov Kenniscentrum

13.40 – 14.00   Een kijkje in het brein; wat is bewustzijn/awareness? Anouk van Loon, cognitieve neurowetenschappen, onderzoeker, UNO-VUmc

14.00 – 14.10   De ontwikkeling van kennis- en expertisecentra. Vlog met o.a. Anno Pomp, Coördinator Strategie Directie Langdurige Zorg, Ministerie van VWS. Cynthia Vogeler MSc, directeur Korsakov Kenniscentrum. Loes van Dusseldorp MSc, onderzoeksbegeleider en praktijkonderzoeker, Atlant. Wiltine Moerman MSc, psycholoog/onderzoeker, Atlant.

14.10 – 14.30   Expertisecentrum in de praktijk, Hedwig de Vries, Directeur behandeling en begeleiding, Atlant en Ester Willemse, Programmamanager Expertisecentra, Atlant

14.30 – 14.50   Wilsbekwaamheid bij het syndroom van Korsakov:
een ethisch perspectief door prof. dr. Cees Hertogh

14.50 – 15.00   Sluiting dagvoorzitter

15.00 – 15.45   Pauze, gelegenheid om naar de aula te lopen

15.45 – 17.15    Promotieplechtigheid

17.15 – 18.00    Receptie

 

Bekijk hier de uitnodiging. 

Om (her)gebruik van zorggegevens in de ouderengeneeskunde te verbeteren hebben het Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC, Verenso en het Nivel gezamenlijk een belangrijke programmasubsidie van het ministerie van VWS ontvangen. Het programma richt zich op eenheid van taal en het ontsluiten, bij elkaar brengen en beter benutten van gegevens die door specialisten ouderengeneeskunde worden vastgelegd in het elektronisch patiëntendossier (EPD) in verpleeghuizen.

Hoeveel mensen verblijven in Nederland op een afdeling psychogeriatrie of somatiek in een verpleeghuis? Hoelang verblijven ze daar en welke zorg ontvangen zij precies? Hoeveel psychofarmaca en antibiotica worden er in een verpleeghuis voorgeschreven en voor welke indicatie?
Op dit moment ontbreekt het aan een objectief, betrouwbaar en valide antwoord op dit soort vragen. Terwijl deze gegevens een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg.

EPD meer inzetten voor ontwikkelen kennis en kwaliteit van zorg
In principe is het mogelijk om bovengenoemde vragen te beantwoorden met gegevens die door specialisten ouderengeneeskunde worden vastgelegd in het EPD. Gebruik van gegevens uit het EPD ten behoeve van kwaliteitsverbetering en informatie-uitwisseling vindt echter nauwelijks plaats. Ook worden de gegevens op dit moment onvoldoende gebruikt voor kennisontwikkeling in de sector.

Samenwerking
Om hier verandering in aan te brengen hebben drie partijen de handen ineen geslagen: het  Universitair Netwerk Ouderenzorg van Amsterdam UMC (UNO-VUmc), Verenso, de beroepsvereniging van specialisten ouderengeneeskunde, en het Nivel, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg. Onder penvoerderschap van Amsterdam UMC werken zij nauw samen in het consortium dat de naam Leren van Data zal dragen.

De subsidie van €7.692.524,- is  verleend voor een periode van vijf jaar. Het programma richt zich op het meer gestandaardiseerd vastleggen van gegevens (eenheid van taal), het inzichtelijk maken van relevante gegevens voor specialisten ouderengeneeskunde, het koppelen van EPD’s en elektronische voorschrijfsystemen (EVS) en op de ontwikkeling van een landelijke infrastructuur. Tot dit laatste behoort ook het opzetten van een landelijk representatief netwerk van peilstations, ten behoeve van kennisontwikkeling. Het programma wordt ontwikkeld in samenwerking met de overige academische werkplaatsen ouderenzorg verenigd in SANO en wordt landelijk uitgezet. Het houdt rekening met de verschillende EPD-systemen die momenteel door specialisten ouderengeneeskunde worden gebruikt.

Professionaliseringsslag in de ouderengeneeskunde
“Dankzij deze subsidie kunnen specialisten ouderengeneeskunde zorggegevens die zij reeds vastleggen beter benutten, zowel met het oog op kwaliteit van zorg als informatie-uitwisseling tussen professionals. Door deze gegevens ook te gebruiken voor kennisontwikkeling kunnen we een flinke professionaliseringsslag maken in de ouderengeneeskunde”, aldus Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg bij Amsterdam UMC.

——————————————————————————————————————————

Noot voor de redactie, niet voor publicatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:

Amsterdam UMC, UNO-VUmc
Maike Sparrius, communicatieadviseur
Tel. 06 51 49 89 28 | maike.sparrius@amsterdamumc.nl | www.unoamsterdam.nl

Verenso, vereniging van specialisten ouderengeneeskunde
Lyanneke Krauss, communicatieadviseur
Tel. 030 227 1910 | info@verenso.nl |www.verenso.nl

Het Nivel
Anneke Francke en/ of Robert Verheij
a.francke@nivel.nl en r.verheij@nivel.nl
Tel. 030 – 27 29 700 | www.nivel.nl

Persbericht Leren van Data met logo’s van deelnemende organisaties

 

PERSBERICHT

Als na een ernstige beroerte de vraag rijst of wel of niet doorbehandelen zinvol en gewenst is (bijvoorbeeld het al dan niet starten of voortzetten van sondevoeding), staan artsen en familieleden vaak voor een ingewikkeld dilemma. In de praktijk blijkt dat arts-assistenten neurologie deze complexe familiegesprekken vaak voeren, maar dat onderwijs hierin niet een vast onderdeel is van de opleiding.

Ter ondersteuning is nu een hulpmiddel ontwikkeld dat de arts en de familie helpt gezamenlijk een besluit te nemen op basis van drie invalshoeken die voor deze beslissing van belang zijn: de (veronderstelde) keuze van de patiënt, de medische noodzaak en het comfort van de patiënt. Voor degenen die zich verder in dit onderwerp willen verdiepen is er tevens een e-learning ontwikkeld. De website is vrij toegankelijk en de e-learning kan voorlopig kosteloos worden gevolgd.

http://www.behandelbeleidbijberoerte.nl en www.sondevoedingnaberoerte.nl

Achtergrond
De eerste periode na een ernstige beroerte is een heftige en onzekere fase waarin zowel de overlevingskans als de mogelijkheden voor herstel worden ingeschat. In deze periode kunnen neurologen en familieleden van patiënten voor moreel beladen keuzes over de behandeling komen te staan. Doen we alles wat kan, of zijn er behandelingen waar artsen in overleg met de familie vanaf besluiten te zien? Deze beslissingen worden maar beperkt gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. De (veronderstelde) voorkeur van de patiënt is een hele belangrijke factor bij het uiteindelijke besluit.

Tot nu toe is het voeren van complexe familiegesprekken waarin moeilijke besluiten moeten worden genomen geen vast onderdeel van de opleiding. Neuroloog Marjolein Geurts (Erasmus MC, gepromoveerd op besluitvorming na beroerte)) zegt hierover: “Het is een gemis dat dit onderwerp nog geen vast onderdeel is van de opleiding tot neuroloog. Beginnend arts assistenten moeten deze gesprekken vaak voeren, maar zijn hier meestal niet in getraind. Zij zijn hierin afhankelijk van de supervisor. Arts assistenten zien op tegen deze gesprekken omdat ze niet weten hoe ze dit het best kunnen aanpakken. Het is belangrijk dat hier nu handvatten voor zijn.” Om die reden is het hulpmiddel inmiddels in de landelijke nascholing ‘cerebrovasculaire ziekten’ voor neurologen (de Biemond cursus) besproken.

Hulpmiddel om te beslissen
Het al dan niet starten of voortzetten van sondevoeding na een ernstige beroerte is de beslissing die het meest aanleiding geeft tot dilemma’s en discussie, blijkt uit onderzoek. Analyse van de wijze waarop de beslissing over sondevoeding tot stand komt, leverde drie invalshoeken op van waaruit artsen, verpleegkundigen en naasten de beslissing over sondevoeding benaderden: vanuit de wens van de patiënt, vanuit de (medische) noodzaak en vanuit het comfort van de patiënt.

Het hulpmiddel is op www.behandelbeleidbijberoerte.nl en www.sondevoedingnaberoerte.nl te raadplegen. Deze nieuwe en interactieve website is ontwikkeld om artsen die te maken hebben met een situatie waarbij twijfel bestaat over wel of niet doorbehandelen (bijvoorbeeld met sondevoeding), te helpen relevante argumenten per invalshoek te verkennen. Zij krijgen inzicht in welke informatie zij nodig hebben van de (familie van) de patiënt, wat zij helder moeten hebben over de prognose en de (on)zekerheid daarvan en hoe zij het comfort van de patiënt kunnen onderzoeken. Met het doorlopen van de drie invalshoeken kan de arts het familiegesprek goed voorbereiden en zorgvuldig voeren.

De nieuw ontwikkelde e-learning gaat dieper in op het besluitvormingsmodel, het inschatten van de prognose en de relevante wettelijke kaders bij de besluitvorming. De cursist leert aan de hand van een casus te werken met het besluitvormingsmodel en te herkennen waarom de besluitvorming dilemma’s oproept.

Informatie voor familie
Op de website is ook een pagina ingericht voor familieleden van patiënten zodat zij zich goed op het gesprek kunnen voorbereiden. Uit de praktijk blijkt dat dit niet vaak genoeg gebeurt. Een test-gebruiker zegt hierover: “Mijn partner is overleden na een ernstige beroerte. Had ik maar zo’n gesprek gehad destijds. Als familielid wil je zo veel mogelijk meegenomen worden in het beslisproces. Via dit beslismodel komen de onderwerpen die er toe doen allemaal naar boven.”

Totstandkoming Dit project is uitgevoerd door de afdelingen Ouderengeneeskunde en Neurologie van Amsterdam UMC, locatie VUmc. Het project is mogelijk gemaakt door ZonMw en maakt deel uit van het programma Palliantie, meer dan zorg. Het beslismodel dat uit het onderzoek naar boven kwam is in samenspraak met een groep van 14 experts* vertaald naar een beslismodel voor de praktijk.

* o.a. neurologen (in opleiding) uit verschillende ziekenhuizen, verpleegkundigen, artsen met expertise in palliatieve zorg en familieleden van patiënten die een ernstige beroerte hebben doorgemaakt

 

NOOT VOOR DE REDACTIE (niet voor publicatie)
Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u een interview aanvragen. Neemt u dan contact met Dr. Eefje Sizoo, onderzoeker en projectleider via e.sizoo@amsterdamumc.nl of Maike Sparrius, communicatie adviseur, via maike.sparrius@amsterdamumc.nl of bel tijdens kantooruren met 020 – 444 8374.

 

 

 

Probleemgedrag of onbegrepen gedrag bij dementie.
Je kunt je als professional soms goed machteloos voelen. Vooral als je het gevoel hebt alles al geprobeerd te hebben.

De door Vilans erkende interventie Grip op probleemgedrag is een methodiek waarmee probleemgedrag van mensen met dementie in zorginstellingen op een gestructureerde en multidisciplinaire wijze wordt gesignaleerd, geanalyseerd en geëvalueerd.

Door te werken met GRIP voelen mensen met dementie zich prettiger en hun naasten daardoor ook. Bovendien, en minstens zo belangrijk, werk je als professional een stuk prettiger als je meer grip krijgt op probleemgedrag. Zo geeft GRIP iedereen binnen het multidisciplinaire team een duidelijke rol. Voor de zorgmedewerkers betekent dit dat hun deskundigheid veel beter wordt benut en gewaardeerd. Dit resulteert weer in meer werktevredenheid en een lager ziekteverzuim.

Grip op probleemgedrag, is een door @Vilans erkende interventie en een wetenschappelijk bewezen effectieve methode om probleemgedrag aan te pakken én het gebruik van psychofarmaca te verminderen.

Ook werken met GRIP?
Bij deze train-de-trainer cursus van GERION word je opgeleid tot lokale GRIP coördinator. Je leert bij de train-de-trainer cursus hoe je in je eigen instellingen en binnen je eigen team het zorgprogramma kan implementeren.

Na het volgen van de cursus kun je direct aan de slag met de implementatie van GRIP binnen jouw eigen organisatie. Meer weten? Ga naar www.gerion.nl voor meer info of klik hier voor meer informatie over de train-de-trainer cursus.

Bekijk hier onze GRIP informatie film.

In de Verenigde Staten is AMDA (American Medical Directors Association) de beroepsvereniging voor professionals werkzaam in de langdurige zorg (vergelijkbaar met Verenso in Nederland). Recent is er een internationale werkgroep samengesteld met als doel het beschrijven van best practices voor de diagnose, behandeling en preventie van urineweginfecties in de langdurige zorg. Vanuit het UNO maakten Cees Hertogh en Laura van Buul deel uit van deze werkgroep. De bevindingen van de werkgroep zijn gerapporteerd in een zogenaamde ‘consensus statement’ met praktische aanbevelingen. Deze consensus statement is gepubliceerd in JAMDA, het wetenschappelijk tijdschrift van AMDA, en hier te lezen.

 

 

 

beeld: <a href=”https://www.freepik.com/free-photos-vectors/background”>Background vector created by brgfx – www.freepik.com</a>

 

 

 

 

 

Op donderdag 12 december vond het jaarlijkse UNO symposium weer plaats. Wij vonden het een feestje! Want wat hebben we met veel plezier en interesse geluisterd naar de sprekers én de surprise act. Daarnaast zijn we blij dat onze collega’s uit de aangesloten UNO-organisaties tijdens de zorgtechnologiemarkt met veel passie hebben verteld over de zorgtechnologie waar ze zelf mee werken. Heel waardevol wat ons betreft, om ervaringen te kunnen uitwisselen over deze technologieën. Bijvoorbeeld over hoe de technologie wordt ingezet bij de verschillende organisaties. En over de succesfactoren en valkuilen die daarbij worden ervaren.

In de ochtend stond de vraag centraal óf technologie een oplossing is voor de naderende zorgkloof. Cees Hertogh trapte af. Zijn visie? Technologie neemt problemen weg, maar geeft ook nieuwe behoeften terug. Het is daarom belangrijk om ons goed te blijven afvragen wát de essentie van zorg eigenlijk is, als we nadenken over de inzet van technologie in de zorg. Aansluitend ging Gelle Klein Ikkink in op wat de visie van de overheid is op de naderende zorgkloof, en de rol van technologie daarbij. Hij gaf, net als Cees Hertogh, enkele voorbeelden van hoe we als mensen onze kijk op technologie veranderen door de jaren heen. Zo hebben we nu een hele andere blik op de mobiele telefoon dan 20 jaar geleden (zie ook dit filmpje).

Daarna passeerden voorbeelden van technologie voor verschillende doelgroepen de revue. Franka Meiland gaf een overzicht van verschillende technologieën voor mensen met dementie; wat is er ontzettend veel beschikbaar! Bij de presentatie over GRZ vertelden Marije Holstege en Margriet Pol over onder meer de Hololens, de C-Mill en de Hipper en de onderzoeken die daar naar gedaan zijn.

In de middag trapte Sebastiaan Peek af met een presentatie over welke factoren de aanschaf van technologie door ouderen beïnvloeden, en wat hen zoal doet besluiten de technologie te blijven gebruiken. Hierna gaf Alistair Niemeijer een ethische reflectie op het betrekken van de ‘eindgebruiker’ bij de inzet van zorgtechnologie. Tot slot gaf Sil Aarts ons een aantal praktische handvatten voor hoe je jouw zorgorganisatie ‘innovatie klaar’ kunt maken.

Tijdens de paneldiscussie gaven de panelleden hun visie op hoe zorgtechnologie er in 2035 uit ziet. Dit riep verschillende vragen en reacties op over ethische dilemma’s die een rol spelen bij technologie. Bijvoorbeeld: wordt de zorg onpersoonlijker als er meer technologie wordt ingezet? En: hoe kunnen we om gaan met het steeds verder toenemende aanbod aan technologieën? Dank je wel panelleden Wang Long Li, Thomas Ferguson, Hanneke Bonfrer, Thijs Houtappels, Charlotte Hoogenkamp, Sebastian Peek en Julian Jagtenberg voor jullie visie en input!

En voor wie het heeft kunnen meemaken. Een optreden van Lust for life vergeet je niet snel. Wat een prachtig, ontroerend en spetterende afsluiting van dit mooie symposium.

Heel graag tot volgend jaar iedereen.

 

De presentaties komen dit jaar niet online te staan maar worden aan de deelnemers nagezonden.

UNO Onderzoek & Praktijk prijswinnaars Atlant en Careyn

 

 

Door de toenemende dreiging van antibioticaresistentie wordt het steeds belangrijker om zorgvuldig om te gaan met antibiotica. Het is bekend dat er tussen Europese landen veel variatie is in de mate waarin antibiotica worden gebruikt in verpleeghuizen. Maar hoe zit dit met initiatieven gericht op het stimuleren van goed gebruik van antibiotica, ook wel ‘antibiotic stewardship’ genoemd?

Samen met collega-onderzoekers schreven we een artikel over de ervaringen met antibiotic stewardship in verpleeghuizen in vier verschillende landen: Nederland, Noorwegen, Polen en Zweden. Opvallend is dat er in deze landen veel verschillende initiatieven zijn, waaronder landelijke surveillance, verpleeghuis specifieke antibioticarichtlijnen en nationale netwerken voor uitwisseling en ontwikkeling van antibioticabeleid.

Voor meer informatie over deze en andere initiatieven, en een reflectie daarop, bekijk het artikel op: https://www.jamda.com/article/S1525-8610(19)30736-4/pdf.

 

 

Voor het omgaan met probleemgedrag bij mensen met dementie, zijn inmiddels diverse studies uitgevoerd die vervolgens ook geleid hebben tot praktische tools voor de professionals.
De kennis over het passend voorschrijven van antipsychotica is het laatste voorbeeld hiervan: kennis die voortkomt uit een groot nationaal onderzoek wordt vervolgens omgezet in een praktisch stappenplan. ‘Hoe mooi zou het zijn’, zo staat in de introductie van het Stappenplan, ‘als we het voorschrijven van antipsychotica kunnen terugbrengen tot de gevallen waarin we er zeker van zijn dat het helpt?’

Aanleiding van deze hartenwens zijn de nog steeds hoge antipsychotica-prevalentiecijfer van 25% bij verpleeghuisbewoners met dementie met probleemgedrag en het gegeven dat van alle psychofarmaca slechts 10% is voorgeschreven conform de richtlijn Probleemgedrag.

 

Lees het complete artikel Multidisciplinair samenwerken aan passend gebruik van antipsychotica in het Verenso tijdschrift voor ouderengeneeskunde.

De kunst van het interpreteren bij onbegrepen gedrag, of probleemgedrag? Helaas nog niet vanzelfsprekend, weten ook wij. Leonie Breebaart, schrijver van voornamelijk filosofische stukken, voor dagblad Trouw, schreef er een kort en krachtig artikel over:

“Zo hoorde ik afgelopen zomer een piepjonge invalster het volgende zeggen over een knorrige oude dame: “Maar die mevrouw is vroeger professor geweest. Dat is voor haar best moeilijk, om hier nu te zitten.”

Het omgekeerde komt helaas ook voor: een zeer verdrietige oude dame die te horen krijgt dat ze ‘zich aanstelt’.

Dat kan onmacht zijn, zo’n reactie, maar het laat ook zien hoeveel vermogen tot begrijpen dit vak eigenlijk vraagt – en dat is toch ook wat we intelligentie noemen.”

En zo is het.

Steeds vaker, gelukkig, werken verzorgenden en verpleegkundigen met de methodiek Grip op probleemgedrag bij mensen met dementie. Het doel van de erkende interventie GRIP is de aanpak van probleemgedrag te verbeteren zodat dit de kwaliteit van leven van mensen met dementie verbetert én het gebruik van psychofarmaca vermindert. Want zeer regelmatig worden psychofarmaca gebruikt om probleemgedrag bij deze groep mensen te behandelen. Middelen waarvan het effect beperkt is en vaak bijwerkingen optreden.

Meer weten over GRIP of over de train-de-trainer cursus die hier speciaal voor ontwikkeld is? Lees het allemaal hier.

Over onze dood willen we meer en meer iets te zeggen hebben. We gaan ons ‘recht’ halen bij de dokter (huisarts of ouderenarts), maar die heeft ook een geweten en een agenda. UP! bekijkt vanuit verschillend perspectief hoe dokter en patiënt de actieve levensbeëindiging bespreken.

Presentator Hadassah de Boer ontvangt de volgende gasten:

Professor ouderengeneeskunde Cees Hertogh
Huisarts en columnist van de Volkskrant Joost Zaat
Chazia Mourali, zij schreef Het einde voor beginners over de laatste jaren van het leven van haar terminaal zieke moeder
Warner Prevoo, behalve radioloog ook longkankerpatiënt
en
Hanneke Groenteman die afsluit met een column.

Bekijk hier de opnamen die tijdens de talkshow zijn gemaakt. Een niet te missen gesprek voor elke dokter en iedereen die ouder wordt.

 

Via onderstaande websites kunt u betrouwbare informatie vinden die u kan helpen nadenken over uw zorg- en behandelwensen:

En tot slot:

 

Vers van de pers  ligt voor u het tijdschrift voor huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, met dit keer het thema:

Verbinding: wat heeft de specialist ouderengeneeskunde de huisarts te bieden? Waar komen we elkaar precies tegen en hoe versterken we elkaar?

Lees ook:

– Het interview met Henriëtte van der Horst, nu zij terug treedt als afdelingshoofd.
– In the spotlight: hoe overlappen we de werkvelden van de huisarts en de SO? Rianne Godfried aan het woord.
– Over de passie van Aafke de Groot, haar bijdrage aan de kaderopleiding GRZ en het onderzoek waar ze sinds enkele jaren aan werkt.
– Over de rol van Hein van Hout bij de implementatie van het geriatrische zorgmodel in vier proefregio’s in Amsterdam.
– Het interview met Jessy Uitterwaal-Zegers (AIOS huisartsgeneeskunde) en Karolien Biesheuvel (AIOS ouderen geneeskunde), die hun ervaring met gezamenlijk onderwijs rond kwetsbare ouderen delen.
– De (voor dit magazine) laatste column van Arko Oderwald: ‘Voorbij, voorbij’
– De Honing&Azijn column van Frans Meijman: ‘Medische surveillance van ouderen (Dokteren en in de gaten houden, belofte maakt schuld)’

 

H&O magazine, tijdschrift over ontwikkelingen, actualiteiten en onderzoeken in de zorg van huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde. 

 

De pilot van de regionale zorgnetwerken ABR liep in mei 2019 af. Samen met prof dr. Cees Hertogh keek Jeannette Ros van Regionale Zorgnetwerken Antibioticaresistentie NH-FL terug op de afgelopen periode in zijn kamer in het VUmc in Amsterdam.

Eigenlijk heeft hij meerdere petten op, zo vertelt hij. Zo zit hij in het kernteam ABR van het RIVM. Het kernteam bestaat uit vaste medewerkers van het RIVM, maar ook experts van de drie zorgvelden die het programma bestrijkt. Zij zijn betrokken bij het opzetten van de landelijke surveillance. En in het kader daarvan is er een gezamenlijke pilot ontwikkeld: juist gebruik antibiotica. Er is gekeken of het mogelijk is om op basis van bestaande zorgregistraties data boven tafel te krijgen die iets kunnen zeggen over goed gebruik van antibiotica. Met daaraan de vraag koppelend, kan je op basis daarvan ook interventies opzetten?

Verder lezen? Klik hier voor de Nieuwsbrief ABR Zorgnetwerken Noord-Holland en Flevoland 2019.

Een medicatiebeoordeling levert een belangrijke bijdrage aan goed en veilig medicijngebruik en kan gezondheidsschade bij oudere, kwetsbare patiënten voorkomen. De hiervoor bedoelde module Medicatiebeoordeling uit de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen bleek in de praktijk echter niet te voldoen. De criteria waren niet specifiek genoeg om kwetsbare patiënten te selecteren en zijn daarom in deze module herzien. De patiëntengroep die nu in aanmerking komt voor een medicatiebeoordeling is beter toegespitst op die patiënten waarbij uit onderzoek meer effect blijkt van een medicatiebeoordeling.

De nieuwe module Medicatiebeoordeling stelt dat een medicatiebeoordeling vooral gewenst is bij patiënten met een sterk verhoogd risico op farmacotherapiegerelateerde problemen. De huisarts of de apotheker bepaalt de hoogte van dit risico; een medicatiebeoordeling is niet voor álle ouderen met polyfarmacie noodzakelijk.

Medicatiebeoordeling bij verhoogd risico

Bij patiënten met een vastgesteld sterk verhoogd risico op farmacotherapiegerelateerde problemen, beoordelen huisarts en/of apotheker samen met de patiënt (of mantelzorger) het gebruik van alle medicatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om patiënten van 75 jaar of ouder die tien of meer geneesmiddelen gebruiken en/of die tekenen van kwetsbaarheid vertonen. Dat kan bijvoorbeeld op verzoek van de patiënt of mantelzorger, bij signalen van farmacotherapiegerelateerde problemen, verminderde therapietrouw of na een ziekenhuisopname. Het opstellen van afspraken over het gebruik van medicatie verloopt bij voorkeur via een structurele methode zoals de STRIP.

Evaluatie van medicatie

De medicatiebeoordeling is een aanvulling op de al bestaande acties van huisarts en apotheker om de medicatieveiligheid, zowel bij het voorschrijven als het ter hand stellen, te vergroten. Zo heeft de patiënt bijvoorbeeld bij elk voorschrift de mogelijkheid om met de apotheker of huisarts in gesprek te gaan. Huisarts en apotheker maken een risico-inschatting en bepalen in overleg op welke manier de evaluatie van het medicatiegebruik bij de individuele patiënt wordt ingevuld. Dit moet voorkomen dat kwetsbare patiënten ongewenste medicatie gebruiken.

Nascholing

De PIN Polyfarmacie bij ouderen bespreekt verschillende vormen van medicatie-evaluatie. Aan de hand van casuïstiek volgen de deelnemers de stappen van een medicatiebeoordeling en een gerichte farmacotherapieanalyse volgens de STRIP-methodiek. Hierbij komen de START- en STOPP-criteria en een aantal veelvoorkomende interacties, contra-indicaties en bijwerkingen aan de orde. De PIN Polyfarmacie bij ouderen is te vinden in de leeromgeving van het NHG (inlog nodig).

Het Instituut Veilig Medicijngebruik heeft aan de hand van de herziene module Medicatiebeoordeling de fto module herzien.

Patiënteninformatie

Na aanleiding van de herziening van de module Medicatiebeoordeling is ook de informatie op Thuisarts.nl aangepast: Ik ben een oudere en gebruik veel medicijnen

Ook op Apotheek.nl is de patiënteninformatie aangepast: Medicatiebeoordeling: in gesprek over uw medicijngebruik

Totstandkoming

De herziening van de module Medicatiebeoordeling is met steun van VWS tot stand gekomen door de beroepsorganisaties KNMP (apothekers), NVKG (klinisch geriaters), Verenso (ouderengeneeskunde), NHG en de Patiëntenfederatie Nederland.

 

Bron: NHG

Wij zijn verheugd ons netwerk uit te kunnen breiden met Woonzorgconcern IJsselheem actief in de gemeenten Kampen, Zwartewaterland en Zwolle.

IJsselheem is een organisatie gespecialiseerd in zorg, wonen, welzijn en behandeling, en beschikt over grote deskundigheid op het gebied van ziekenhuis gerelateerde zorg en paramedische behandeling.

IJsselheem gaat zich binnen haar lidmaatschap met name richten op Goede zorg voor Revalidanten en wordt om die reden ook onderdeel van onze gelijknamige themagroep. Deze themagroep richt zich onder meer op goal setting (de patiënt centraal), triage, intensiteit van behandeling en ambulante revalidatie.

Wij denken met IJsselheem een enthousiaste organisatie te verwelkomen die een actieve rol kan gaan spelen binnen ons netwerk.

Collega’s van IJsselheem: van harte welkom bij ons mooie netwerk!

Amsterdam, 2 september 2019

 

‘Thirteen reasons why’ is een populaire, maar ook controversiële Netflix serie. Centraal daarin staat het verhaal van Hannah Baker, een middelbare scholiere die zelfmoord pleegt en tevoren cassettebandjes stuurt naar de mensen die zij daar verantwoordelijk voor houdt. Op deze bandjes deelt zij met hen de dertien redenen die haar tot haar zelfmoord hebben gebracht. De serie genereerde veel aandacht voor het thema zelfdoding onder jongeren, maar leidde ook tot navolging en kopieergedrag. En daarmee tot zorg over het uitstralingseffect van een dergelijke serie.

In Nederland staat voor het eerst sinds de legalisering van euthanasie een arts voor de strafrechter op beschuldiging van moord wegens het doden van een wilsonbekwame patiënt met dementie op grond van een schriftelijke wilsverklaring. Zij bracht in praktijk, wat sinds de aanvaarding van de wet als mogelijk scenario opgesloten lag in deze onevenwichtige wettelijke regeling.

Waarom is die wet onevenwichtig? Dat heeft alles te maken met de wilsverklaring. Alle in de praktijk gegroeide ethische normen inzake zorgvuldige euthanasie stoelen namelijk op communicatie en een wederkerige relatie tussen arts en patiënt. Met de wettelijke vastlegging van die normen had de wetgever in 2002 kunnen volstaan, maar toenmalig D66 minister Els Borst wilde ook de mogelijkheid creëren om euthanasie mogelijk te maken op basis van een schriftelijke wilsverklaring. Zo’n wilsverklaring geldt echter pas als zinvolle communicatie niet meer mogelijk is en daar ligt meteen de spanning met de op communicatie en wederkerigheid stoelende normen voor euthanasie. De wilsverklaring is daarmee van meet af aan een weeffout in de verder uiterst zorgvuldig ontwikkelde normen voor verantwoorde euthanasie. Want wat laat je nu prevaleren? De wilsverklaring of de waarden van communicatie en wederkerigheid? De wet biedt artsen onvoldoende kader en gezien deze onduidelijkheid was het slechts wachten tot een arts voorrang zou geven aan het volgen van een euthanasieverklaring.

Dat is nu gebeurd. Zelfs als de betrokken patiënte tijdens de uitvoering van de levensbeëindiging zou hebben gezegd: ‘ik wil niet dood’, had de arts haar toch gedood. Want, zo verduidelijkt zij in het verslag van de toetsingscommissie euthanasie, omdat patiënte wilsonbekwaam was waren haar verbale uitingen niet meer relevant.

Hoewel artsen deze handelwijze in meerderheid ‘een brug te ver’ vinden, is er veel emotionele betrokkenheid bij het lot van deze collega-arts: na een tuchtrechtelijke procedure wordt zij ook nog onderworpen aan een strafrechtproces. Dat gun je niemand, zo geven artsen desgevraagd aan.

Maar daar staat wel tegenover dat de gedragslijn van de arts in kwestie ingrijpende consequenties kan hebben voor het lot van (het toenemend aantal) mensen met gevorderde dementie en een euthanasieverklaring. En dat de druk op artsen om gevolg te geven aan een dergelijke wilsverklaring aanzienlijk zal kunnen toenemen, als de rechter over de handelwijze van deze arts een positief oordeel velt. Zo krijgt deze casus mogelijk een uitstralingseffect vergelijkbaar met ‘thirteen reasons why’.

Daarom geef ik hier ‘thirteen reasons why NOT’, dat wil zeggen: dertien overwegingen bedoeld om deze casus en de handelwijze van deze arts in een breder perspectief van goede zorg te plaatsen. Dat mis ik in de huidige gepolariseerde discussie, terwijl we dat bredere perspectief wel nodig hebben: ter reflectie, ter bezinning en ter preventie.

Thirteen reasons why NOT

  1. Een euthanasiewilsverklaring draagt het risico in zich van kokerdenken: de arts in kwestie heeft zich in de korte periode tussen opname en uitvoering (slechts 7 weken) van de levensbeëindiging uitvoerig toegelegd op het observeren van gedrag, om te beoordelen of dit kon worden geduid als ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Zij heeft geen (multidisciplinaire) interventies beproefd gericht op behandeling van het gedrag en verlichting van de daarmee verbonden lijdensdruk. Had dat niet een voorafgaande stap in het hele proces moeten zijn?
  2. De arts heeft externe consultaties gevraagd ter beoordeling van het euthanasieverzoek. Niet is gebleken dat zij externe consultatie heeft gevraagd met het oog op behandeling van het probleemgedrag van patiënte en de daarmee verbonden lijdensdruk.
  3. Uit de beschrijving van het gedrag van patiënte komt duidelijk naar voren dat hier sprake was van probleemgedrag dat passend is bij dementie – en dat in die zin niet uniek is. Professionele richtlijnen inzake probleemgedrag benadrukken het belang van een methodische benadering en multidisciplinaire aanpak van dit gedrag. Van zo’n insteek is in de onderhavige situatie niets gebleken.
  4. De arts was namelijk op grond van haar langjarige ervaring stellig van mening dat psychosociale en medicamenteuze interventies bij deze patiënt ineffectief zouden zijn. Echter: te sterk vertrouwen op eigen ervaring – zo weten we uit onderzoek – kan een valkuil zijn en in de weg staan aan een objectieve en evenwichtige oordeelsvorming, zeker in extreme situaties als deze.
  5. De arts was van oordeel dat patiënte wilsonbekwaam was en dat haar wilsuitingen derhalve niet meer relevant waren: zelfs als zij had aangegeven niet dood te willen, zou de arts de levensbeëindiging hebben doorgezet. Hoe is dit negeren van wilsuitingen te verenigen met het kernprincipe van persoonsgerichte zorg (de standaard in de dementiezorg), om mensen met dementie in alle stadia van de aandoening steeds als persoon te blijven zien en benaderen?
  6. Een wilsonbekwame patiënt verliest niet het recht op informatie en consultatie, zo leren de WGBO en mensenrechtenverdragen. Een arts dient ook de wilsonbekwame patiënt steeds naar vermogen te betrekken en diens wilsuitingen zorgvuldig te wegen.
  7. ‘Ondraaglijk lijden’ is in de euthanasiewet een waardenoordeel van de patiënt over zijn lijden. De arts kan pijn meten en observeren, maar het oordeel dat pijn ondraaglijk is – en dat beproefde of aangeboden alternatieven ter verlichting geen perspectief meer bieden – komt primair toe aan de patiënt. En wat voor de ene patiënt ondraaglijk lijden is, is dat voor een andere niet. Daarom: om duidelijk te krijgen of lijden voor een patiënt ondraaglijk is, kan niet volstaan worden met observatie van gedrag of met het interpreteren van wilsverklaringen, maar is communicatie tussen arts en patiënt noodzakelijk.
  8. Communicatie is ook essentieel om te kunnen voldoen aan de vierde zorgvuldigheidsvoorwaarde inzake zorgvuldige euthanasie: ‘de arts moet samen met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is’. Hoe kun je iemand doden als deze gezamenlijke overtuiging ontbreekt?
  9. Patiënte kreeg tijdens het ‘in een gezellige sfeer’ samenzijn voorafgaand aan de euthanasie dormicum in haar koffie, teneinde verzet te vermijden bij de uitvoering van de levensbeëindigende handeling. In termen van de Wet Bopz en de nieuwe wet Zorg en Dwang is dat een vorm van dwang die extra rechtvaardiging behoeft, omdat kwetsbare wilsonbekwame patiënten hun wil soms alleen nog maar via verzet kunnen kenbaar maken.
  10. Bij de uitvoering van de dodende handeling weerde patiënte af en moest zij door haar familie worden vastgehouden om de levensbeëindiging uit te kunnen voeren. De arts besloot op dat moment om af te maken wat zij begonnen was ‘en wilde nu geen koudwatervrees krijgen.’ Maar is het acceptabel om bij – zelfs maar de schijn van – verzet levensbeëindiging uit te voeren?
  11. Patiënte wilde euthanasie indien zij moest worden opgenomen in een verpleeghuis. Kan dit voor artsen eigenlijk wel een valide wilsverklaring zijn? Is het acceptabel om het aangewezen zijn op een bepaald type zorg – langdurige zorg in een voorziening die wij alle ouderen in ons land willen kunnen bieden als de nood aan de man is – te aanvaarden als een grond voor levensbeëindiging?
  12. Door te besluiten tot verpleeghuisopname van patiënte werden haar naaste familieleden medeverantwoordelijk voor het actueel worden van de euthanasieverklaring. Een extra morele belasting, naast de schuldgevoelens waarmee zo’n opnamebeslissing toch al gepaard gaat. Hoe beïnvloedde dit hun oordeelsvermogen? Resulteerde dit niet in extra druk op hen om aan te dringen op euthanasie?
  13. De term euthanasie is afgeleid van het Griekse eu thanatos: een goede dood. De ultieme vraag die deze casus, en de uitvoeringsdetails die daarover tot ons zijn gekomen, oproept luidt: is dit een goede of waardige dood geweest? Is dit een scenario van levensbeëindiging waar de wet voor bedoeld is? En is het moreel acceptabel om van artsen te verlangen daaraan mee te werken?

Er zal in de komende tijd nog veel discussie zijn over deze casus en na de uitspraak van de rechtbank komt er waarschijnlijk ook een hoger beroep. Dat juridische proces kan bijdragen aan verduidelijking van normen, maar overziet en betreft niet de volle breedte van het afwegings- en besluitvormingsproces van artsen. Daarvoor hebben we professionele normen en een helder medisch ethisch kader nodig. In de vormgeving daarvan moet de beroepsgroep zelf de lead nemen, om schrijnende situaties als deze in de toekomst te voorkomen. Dat is de doelstelling van ons dementieonderzoek: DALT. Hierin ontwikkelen we op basis van empirisch onderzoek, gecombineerd met ethische en rechtsfilosofische analyses, een normatief houvast voor artsen bedoeld om te ondersteunen in het zorgvuldig omgaan met schriftelijke euthanasieverklaringen van mensen met dementie. En daar nemen we de bovengeschetste ‘thirteen reasons why NOT’ als overwegingen in mee.

 

Cees Hertogh

Helaas gaat de regiotour vanwege een te laag aantal inschrijvingen niet door. Benieuwd naar verbinding praktijk en wetenschap in de ouderen- en gehandicaptenzorg?  Kom dan op 2 december naar de regiotour in Tilburg en/of meld je alvast aan voor het landelijk congres op 10 februari in Nieuwegein.

 

(oorspronkelijk bericht)

Een mooie samenwerking tussen Vilans en UNO-VUmc! Kom op donderdagmiddag 7 november ontdekken hoe je praktijk en wetenschap in de langdurige zorg dichter bij elkaar brengt. Waarom? Omdat je niet voor niets hart hebt voor de zorg die jij biedt. En er is altijd ruimte voor verbetering.

Tijdens de diverse workshops en presentaties krijg je een kijkje in hoe onderzoek en praktijk met elkaar zijn verbonden en wat we van elkaar kunnen leren:

  • Krijg inzicht in hoe je systematisch met onbegrepen gedrag kunt omgaan met de GRIP methode
  • Leer hoe Advance Care Planning precies werkt
  • Hoor hoe onderzoek kan bijdragen aan antibioticaresistentie en wat dat precies betekent
  • Ontdek hoe je een kennisbijeenkomst in je eigen organisatie tot een succes kunt maken
  • en nog veel meer….

Informatie

  • Donderdag 7 november 2019
  • 12.00 – 16.15 (inloop vanaf 12 uur met broodje)
  • CODA, Vosselmanstraat 299, Apeldoorn
  • Gratis, ook voor niet UNO-leden

Het Zoek het Uit congres is bedoeld voor zorgprofessionals, onderzoekers, docenten en andere betrokkenen bij en geïnteresseerd in de kennisinfrastructuur voor ouderen- en gehandicaptenzorg. Accreditatie is aangevraagd bij de V&VN.

Meer weten over kennis delen?

Inschrijven is niet meer mogelijk.

 

 

Van de redactie van TvO:

De patiënt die zich ‘volgens het boekje’ gedraagt, die kennen we niet in de ouderengeneeskunde. Een unieke combinatie van comorbiditeiten, gedragingen en sociale omgeving maakt dat iedere casus vraagt om maatwerk en creativiteit. Afwijken van richtlijnen is in ons vak zo gewoon, dat ook specialisten ouderengeneeskunde meestal niet ‘volgens het boekje’ werken.”

Dit en nog veel meer kun je lezen in de augustus uitgave van het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde.

Zoals gewoonlijk draagt ook een van de netwerken van de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg (SANO) weer haar steentje bij. Dit keer is dat het UNO-VUmc en gaat het artikel over het factsheet dat wij ontwikkelden over initiatieven rondom antibioticaresistentie in de langdurige zorg.

Want zien we met elkaar door de bomen het bos nog wel? En waarom zo veel initiatieven? Lees hier het volledige artikel in het online tijdschrift TvO, editie augustus of klik hier voor het volledige factsheet.

 

 

We hopen natuurlijk dat ons jaarlijks UNO-symposium al in je agenda staat: want donderdag 12 december is het weer zover!

Dit jaar is het thema ‘zorgtechnologie’. Zeer binnenkort maken we het programma bekend. Maar tot die tijd zijn we nog volop bezig het programma rond te maken.

Zo nodigen we jou graag uit om tijdens de zorgtechnologiemarkt op het symposium een technologie in de zorg te presenteren waarvan jij vindt dat andere zorgprofessionals daar ook van zouden moeten weten. Bijvoorbeeld omdat het zoveel positief verschil maakt voor jouw bewoners. Of omdat de technologie een enorme efficiency stap bleek te zijn. Geef je op en vertel tijdens het symposium waarom deze technologie zo goed voor jullie werkt. Met de bezoekers van ons symposium kun je vragen en ervaringen uitwisselen. Een waardevolle bijdrage aan de zorg van vandaag!

Gebruik jij of je collega een technologie in de zorg voor onze kwetsbare ouderen waar anderen ook van zouden moeten weten? Meld je dan aan voor de zorgtechnologie markt via uno@vumc.nl onder vermelding van ‘zorgtechnologie markt’. Geef hierbij graag aan om welke zorgtechnologie het gaat en wat het doel van de technologie is. Wij nemen vervolgens contact met je op om de details te bespreken.

 

Het UNO-Symposium, inclusief de zorgtechnologiemarkt, is exclusief voor alle zorgprofessionals die met hun organisatie lid zijn van het UNO-VUmc.

 

Interview met Cees Hertogh, door Dieuwke de Boer van ZonMw.

Zes academische werkplaatsen ouderenzorg krijgen structurele financiering om onderzoek uit te voeren, samen met de zorgpraktijk en het onderwijs. Het UNO-VUmc is het universitair netwerk ouderenzorg van Amsterdam UMC (locatie VUmc). In dit netwerk werken onderzoekers en zorgprofessionals van 24 aangesloten organisaties aan het verbinden van wetenschappelijke kennis met de dagelijkse zorgpraktijk.

Het UNO-VUmc richt zich op drie thema’s: goede zorg voor mensen met hersenaandoeningen (zoals dementie en andere neurologische of cardiovasculaire aandoeningen), goede zorg voor revalidanten en goede organisatie van zorg. ‘Rond deze drie thema’s hebben we themagroepen opgezet. Hierin zitten afgevaardigden van de bij ons aangesloten zorgorganisaties, die van één van deze thema’s een speerpunt maakten of willen maken’, vertelt prof. dr. Cees Hertogh, hoofd van het UNO-VUmc en hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van zorg. ‘De themagroepen werken samen aan onderzoeksprojecten, wisselen good practices uit en denken na over kennisvragen die op de werkvloer leven. Ze krijgen daarbij ondersteuning van een wetenschappelijk coördinator van het UNO-VUmc.’

Ontwikkelpraktijk

‘In onze werkplaats maken we onderscheid tussen leden die ‘volgen’ en leden die zich bewust profileren als een ontwikkelpraktijk’, vertelt Cees. ‘Een ontwikkelpraktijk is een cluster van twee of meer zorgorganisaties die met elkaar samenwerken op de onderzoeksthema’s die wij gezamenlijk hebben benoemd. Vanuit de universiteit is een onderzoeker als linking pin verbonden aan de ontwikkelpraktijk. De zorgorganisaties benoemen een science practitioner die promotieonderzoek doet aan de universiteit en die kennis en expertise weer meeneemt naar de zorgpraktijk. Op die manier krijgt de academisering van de zorgpraktijk langzaam maar zeker meer vorm.’

In dialoog

De onderzoeksthema’s van de werkplaats zijn bewust breed geformuleerd, zodat er flexibel kan worden ingespeeld op de ideeën voor onderzoek die vanuit de praktijk ontstaan. ‘Een misvatting over de academische werkplaats is dat kennisvragen spontaan opbloeien op de werkvloer. Ze komen juist vaak pas naar voren in gesprekken die we met elkaar voeren over wat er speelt in de praktijk en welke thema’s belangrijk zijn voor de wetenschap. Ook kunnen kennisvragen voortkomen uit nieuw beleid dat vanuit de overheid wordt opgelegd’, zegt Cees. Een voorbeeld is het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg, waarin eigen regie van de cliënt centraal staat. ‘Het ondersteunen en versterken van eigen regie van kwetsbare ouderen vraagt om een persoonsgerichte aanpak. Maar hoe doe je dat? Een indicatie voor langdurige zorg betekent namelijk per definitie dat iemand de eigen regie kwijt is, omdat hij of zij continu toezicht en ondersteuning nodig heeft’, legt Cees uit. ‘Door wetenschappelijk onderzoek te doen, willen wij de dagelijkse zorgpraktijk helpen om op een goede manier met dit vraagstuk om te gaan. Andersom willen we dat de wetenschap zich voedt met good practices uit de praktijk.’

Lees hier het volledige artikel.

We staan aan de vooravond van twee maatschappelijke uitdagingen: de toename van het aantal ouderen en gelijktijdig de afname van het aantal jongere mensen die de zorg voor deze ouderen kunnen realiseren. Het gevolg van deze ontwikkelingen is een zorgkloof; kunnen we al deze ouderen van de nodige zorg voorzien? Van een goede kwaliteit? En tegen een betaalbare prijs?

Het thema van het jaarlijkse UNO-VUmc symposium is dit jaar:zorgtechnologie: dé oplossing voor de naderende zorgkloof?!’

Zorgtechnologie wordt vaak genoemd als een mogelijke oplossing voor dit probleem. Is dit inderdaad zo? En welke soort technologie biedt dan een oplossing voor welk probleem? Hoe zorgen we ervoor dat die technologie ook écht goed aansluit bij de praktijk?
Op deze en andere vragen zoeken we een antwoord tijdens het jaarlijkse UNO-symposium!

 

De definitieve uitnodiging en het programma volgen later, maar zorg ervoor dat je de datum alvast vrijhoudt in je agenda!

 

Wanneer?
Donderdag 12 december 2019, van 9.30-17.00 uur

Waar?
Amsterdam (Amsterdam UMC, locatie VU medisch centrum, Amstelzaal)

Kosten?
Gratis voor medewerkers van zorgorganisaties die deelnemen aan het UNO-VUmc

Wie?
Verpleegkundigen, verzorgenden, behandelaren en hun leidinggevenden, uit zorgorganisaties die deelnemen aan het UNO-VUmc.

We weten uit ervaring dat medewerkers in de zorg heel vaak met goede ideeën rondlopen. Soms zijn dit heel eenvoudige aanpassingen in een werkproces, soms betreft het een nieuwe werkwijze. Beide zouden ze in de praktijk kunnen leiden tot verbetering van de zorg. En daarover gaat deze oproep: heb jij een idee dat voor een verbetering in de zorg kan zorgen, of wil jij onderzoeken of jouw idee in de praktijk ook écht voordeel oplevert? Meld je dan aan voor de UNO Onderzoek & Praktijkprijs. Een prijs bestaande uit een geldbedrag (van in totaal maximaal €15.000,-) om het onderzoek uit te kunnen voeren én begeleiding van ervaren UNO-VUmc onderzoekers bij de opzet en uitvoering van een kleinschalig praktijkgericht onderzoek. De afgelopen ronde zijn er 2 onderzoeken op het thema ‘Geriatrische Revalidatiezorg (GRZ)’ uitgereikt – GRZ projecten zijn daarom deze ronde uitgesloten van deelname.  

Inschrijving voor de UNO Onderzoek & Praktijkprijs is alleen voor UNO-leden, is nu geopend en sluit 1 oktober 2019.
Meer informatie over de prijs en het aanmeldformulier vind je hier.

De uitreiking van de prijs vindt plaats tijdens het jaarlijkse symposium op 12 december dit jaar. Save the date!

 

Tijdens het bestuurdersoverleg van UNO-VUmc op 7 januari j.l. is er besloten een bijeenkomst te organiseren waarin de bestuurders van onze leden en medewerkers van UNO-VUmc met elkaar van gedachten kunnen wisselen over onderzoeksthema’s. Waar er volop ruimte is om met elkaar te praten over onderwerpen die voor onze leden van belang zijn en waarover kennis ontbreekt of waar onderzoeken nu juist goed bij passen.

Op donderdag 11 juli vindt de Invitational Conference ‘Onderzoeksthema UNO-VUmc’ plaats.

Locatie:    
Medische Faculteit van Amsterdam UMC, locatie VUmc, Ruimte A611
De Boelelaan 7, 1081 BT Amsterdam

Van 16:00 tot 18:30 uur.

Uitnodigingen zijn reeds verstuurd. Gemist? Neem dan aub contact op met uno@vumc.nl

 

Het is herkenbaar in de ouderenzorg: veel organisaties volgen de ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën, waaronder eHealth, en doen interessante ervaringen op. In de zorg worstelen we vaak met de vraag: wat werkt nu echt en wat hebben we eigenlijk nodig? Vaak blijft de ervaring binnen de organisatie, of deze nu positief of negatief is.

En goede bedoelingen van ontwikkelaars ten spijt, niet alle technologische toepassingen dienen daadwerkelijk de zorg of de patiënt. Vanuit het Universitair Netwerk voor de Care sector Zuid-Holland (UNC-ZH) als een van de academische netwerken ouderenzorg (SANO) hebben we een breder doel voor ogen: hoe krijgen we deze kennis ontwikkeld en verspreid om zo de zorg voor oudere patiënten in het algemeen te verbeteren?  Lees verder.

Werk jij al met Grip op probleemgedrag? Dan heb je zelf al ondervonden dat het voor zowel de bewoners en jouw collega’s veel rust en structuur kan geven. En toch gebeurt het wel eens dat je de methodiek GRIP vergeet. Omdat het zo druk is, of omdat het gewoon is weggezakt. En dat is jammer. Want voordat je het weet groeit klein probleemgedrag naar iets groots.

Om die reden heeft het UNO-VUmc de poster ‘Vermijd dat klein probleemgedrag groot wordt’ ontworpen. Speciaal voor jou en je collega’s.

Poster A3 werk met GRIP

Het universitair netwerk ouderenzorg locatie VUmc (UNO-VUmc) is een samenwerkingsverband van 24 zorgorganisaties en de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC. Gezamenlijk organiseren we scholing en doen we onderzoek. Het doel van het netwerk is te bouwen aan meer kennis over de beste zorg voor kwetsbare ouderen.

Door een snelle groei van het team, en daarmee ook van het aantal onderzoekers op de afdeling, zoeken we naar versterking van ons secretariaat. De sfeer op onze afdeling laat zich kenmerken door enthousiast, collegiaal en vriendelijk. Wij vinden het belangrijk dat er hard gewerkt wordt, maar dat er tegelijkertijd oog is voor elkaar. Als je graag in een veranderende omgeving werkt waarin er veel waarde wordt gehecht aan ‘samen’ dan ben je hier op je plek.

Wij zoeken een sociaal en organisatorisch sterk talent dat in een snel veranderende omgeving ons secretariaat komt versterken.

Wat ga je doen

Als secretaresse van het UNO-VUmc werk je nauw samen met de senior secretaresse. Je ondersteunt de medewerkers van het UNO-team op secretarieel en organisatorisch gebied en regelt administratieve zaken voor onderzoekers van de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde.

Je voornaamste werkzaamheden in deze spilfunctie zijn:

  • organiseren van vergaderingen, overleggen en diverse nascholingen en symposia;
  • notuleren bij vergaderingen, onze stuurgroepen en netwerkbijeenkomsten en het bewaken van opgestelde actiepunten;
  • agendabeheer, het inplannen van afspraken en behandelen van telefoon- en mailverkeer;
  • verzorgen van de communicatie in alle vormen: denk aan uitnodigingen voor bijvoorbeeld symposia en onze nieuwsbrief;
  • ondersteunen van onderzoekers bij administratieve werkzaamheden (bijvoorbeeld reserveren van ruimtes & catering, overige bestellingen doen);
  • ontvangen van nieuwe medewerkers op hun eerste werkdag.

Omdat het UNO-team nog wordt uitgebreid met nieuwe functies, kan het takenpakket wellicht nog aangepast worden.

Wat we van je verwachten

Onze ideale collega brengt in ieder het volgende met zich mee:

  • HBO werk- en denkniveau, aangevuld met een secretaresse opleiding;
  • minimaal 3 jaar relevante werkervaring; ervaring binnen de (ouderen)zorg is een pré;
  • uitstekende beheersing van de Nederlandse taal, zowel in woord als geschrift;
  • ruime ervaring in het werken met Word, Excel en Outlook.

Je hebt goede communicatieve en sociale vaardigheden en staat graag in contact met een grote groep mensen van verschillende niveaus. Zelfstandig aan de slag gaan is voor jou geen probleem, maar je vindt het wel prettig om onderdeel te zijn van een team. Je bent klantgericht en organisatorisch zeer sterk, je vindt het prettig om alle zaken voor andere op orde te hebben. Ben jij creatief, flexibel en voel jij je als een vis in het water in een afwisselende functie met wisselingen in de werkdruk? Wij komen graag met je in contact!

Wat we je bieden

Salarisschaal SAL.6: 2014 tot 2815 euro bruto bij een fulltime dienstverband (afhankelijk van opleiding en ervaring).

  • Naast een goed basissalaris bieden we onder andere 8,3% eindejaarsuitkering en 8% vakantietoeslag. Wil jij weten wat je gaat verdienen? Bereken dan hier jouw netto salaris (onder voorbehoud).
  • Je pensioen wordt opgebouwd bij het ABP. VUmc draagt 2/3e deel van deze premie bij.
  • Wij vergoeden 75% van je OV reiskosten.
  • In eerste instantie bieden wij jou een jaarcontract, met uitzicht op een vast dienstverband.

Lees hier de uitgebreide vacature.

Pijn bij mensen met dementie heeft de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. Het wordt zelfs een groot probleem genoemd. De helft van de mensen met dementie zou pijn hebben en de aanwezigheid van pijn is in verband gebracht met een verminderde de kwaliteit van leven bij mensen met dementie.
Pijn bij dementie wordt toegeschreven aan zowel de ouderdom als de dementie zelf. Dit betekent dat hoe pijn wordt ervaren en het voorkomen van pijn kan veranderen als er sprake is van dementie.

Er zijn bovendien aanwijzingen dat de soort dementie ook van invloed is op dit proces; mensen met vasculaire dementie zouden anders en vaker pijn ervaren dan mensen met Alzheimer dementie. Er is echter nog niet veel onderzoek naar gedaan. Inzicht in het voorkomen van pijn bij verschillende vormen van dementie zou kunnen bijdragen aan het optimaliseren van de behandeling van pijn bij mensen met dementie.

Promotie

Op woensdag 29 mei promoveerde Janine van Kooten in de Aula van de VU op haar onderzoek naar pijn met mensen met dementie. En wat was het een mooie promotie. Daarmee is Janine van Kooten de 2e Aioto ouderengeneeskunde die is gepromoveerd in Nederland!

Met haar proefschrift Pijn bij mensen met dementie heeft Janine een zeer actueel onderwerp belicht. Afgelopen woensdag ging de discussie onder meer over of terugkoppeling over pijn aan de arts voldoende is voor verbetering. Of is er toch meer nodig om de behandeling van pijn te verbeteren? En kan het dat mensen met ernstige dementie vaker pijn hebben? En is er verschil tussen pijn en pijnbeleving bij mensen met vasculaire dementie? Hoe zit het bij Fronto-temporale dementie (FTD)? En maakt het type FTD uit voor de pijnbeleving? In de kliniek blijkt dat zeker uit te maken. Ook werd er gesproken over het feit dat mensen met ernstige dementie vaker pijn hebben en waar dat door zou kunnen komen?

En waarom hebben mensen met vasculaire dementie meer pijnbeleving?  Is er echt een verschil tussen pijn en pijnbeleving bij mensen met vasculaire dementie? Is het gevonden verschil in pijn in de voor en nameting eigenlijk wel klinisch relevant? En welke aanbeveling voor de dokters was het belangrijkste in het verminderen van pijn?

Janine combineerde haar opleiding tot specialist ouderengeneeskunde met het uitvoeren van promotieonderzoek (AIOTO-functie) bij de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde van VUmc. Inmiddels is zij specialist ouderengeneeskunde bij Vivium Zorggroep.

Meer weten over PainDemiA?   Of de Nederlandse samenvatting lezen?

 

 

Elk jaar stelt UNO-VUmc de UNO Onderzoek & Praktijkprijs beschikbaar: een geldbedrag (in totaal €15.000,-) en begeleiding bij de opzet en uitvoering van een onderzoek. UNO-leden worden uitgenodigd een idee in te sturen dat vervolgens op haalbaarheid en relevantie wordt beoordeeld.

Wij zijn verheugd de winnaars van deze ‘voorjaars-editie’ bekend te mogen maken.

AxionContinu wint een geldbedrag voor het praktijkgerichte onderzoek Verbetering revalidatie van COPD patiënten. Een prachtig initiatief waarbij het doel is wetenschappelijke onderbouwing te vinden voor een succesvolle maar afwijkende behandeling van COPD patiënten.

COPD (chronische bronchitis en/of emfyseem) staat in de top tien van ziekten met de grootste ziektelast in de Nederland. Naast verminderde conditie en spierkracht is verminderde spiermassa één van de veelvoorkomende problemen bij COPD revalidanten. AxionContinu werkt met een fysiotherapeutische training van COPD revalidanten met een verminderde spiermassa gericht op NLPE (non lineair periodized exercise) krachttraining gecombineerd met het achterwege laten van functioneel lopen en duurtraining. De fysiotherapeuten van AxionContinu merken dat na een opname periode van 10 tot 15 weken, waarbij 3 keer per week getraind wordt volgens deze uitgangspunten de spiermassa van de COPD revalidant sterk verbeterd is. Een verbetering van spiermassa helpt de revalidant om alledaagse activiteiten, zoals aankleden, wassen en lopen beter uit te voeren, waarbij zij ook minder snel kortademig zijn. Een beschrijving van deze werkwijze en de daadwerkelijke meerwaarde ervan worden onderzocht.

 

Beweging 3.0 en Vivium Naarderheem winnen een geldbedrag voor hun onderzoek naar Geriatrische revalidatie bij Parkinson. Hierbij stellen zij zichzelf als doel te komen tot een set aanbevelingen om het algemene revalidatieproces en het zorgpad Parkinson beter te laten aansluiten bij de wensen en behoeften van patiënt en mantelzorger:

Revalidanten met Parkinson en parkinsonisme ervaren een diversiteit aan beperkingen en mogelijke revalidatiedoelen. Ondanks de gestructureerde aanpak en de teamexpertise aanwezig in deze twee organisaties, zijn patiënten en mantelzorgers niet altijd tevreden met het revalidatietraject. Er zijn gesprekken gevoerd met revalidanten en mantelzorgers, waarbij zeer waardevolle informatie is opgehaald over ervaringen in het Parkinson revalidatieproces die hebben geleid tot aanpassing van de standaard werkwijze in dit betreffende zorgpad. Beweging 3.0 en Vivium Naarderheem gaan nu op systematische wijze ervaringen en behoeften van patiënten en mantelzorgers onderzoeken m.b.t. het Parkinsonrevalidatie proces.

 

Wij feliciteren AxionContinu, Beweging 3.0 en Vivium Naarderheem van harte en wensen hen veel succes met het uitvoeren van het onderzoek.

(vlnr: Marieke Geerars, Judith Ballemans, Jeannine Jaski, Eskeline Elbertse, Aafke de Groot)

 

Lees het artikel ‘Pressure in dealing with requests for euthanasia or assisted suicide. Experiences of general practitioners’.

Geschreven door Marike de Boer, Marja Depla, Marjolein de Breejen, Pauline Slottje, Bregje Onwuteaka-Philipsen en Cees Hertogh.

 

Het initiatief voor dit onderzoek kwam van het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde van Amsterdam UMC, locatie VUmc (ANH VUmc).

Geïnteresseerd in het volledige artikel? Stuur een mail aan Marike de Boer, onderzoeker bij UNO-VUmc via m.deboer@vumc.nl

 

Onderzoeksresultaten zijn mooi.

Maar hoe bereiken deze de mensen in de praktijk zodat professionals er ook mee kunnen werken?

De afgelopen jaren is in het SANO-netwerk ervaring opgedaan met vele creatieve methoden en middelen om kennis naar de praktijk te brengen: E-learningprogramma’s, factsheets, toolboxen en implementatiewijzers… Maar wat werkt nu en wat werkt niet? En welke ideeën zijn er voor de toekomst?

Dit en meer komt tijdens de SANO Wetenschapsdag op 6 juni aan bod. Dit jaar vindt de SANO Wetenschapsdag plaats in Radboudumc te Nijmegen.

Inschrijven is vanaf nu mogelijk!

Eerst het programma bekijken? Je vindt het hier.

De SANO Wetenschapsdag is een jaarlijks symposium van de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg (SANO). De zes academische netwerken ouderenzorg in Nederland vormen een belangrijke brug tussen wetenschappelijk onderzoek en de zorgpraktijk: onderzoekers werken samen met professionals uit de ouderenzorg aan (zorg)innovaties en nieuwe kennis.

Conclusie CARE4STROKE onderzoek

Uit onderzoek blijkt dat meer oefentherapie leidt tot een beter herstel na een beroerte. Voor het CARE4STROKE onderzoek is een speciaal programma ontwikkeld waarbij de revalidant meer zelf kan oefenen (naast de standaard therapie) door het betrekken van een naaste (bv. partner, broer, zus of kinderen). Daarbij werd onderzocht of deze manier van oefenen kan leiden tot een vervroegd ontslag naar huis, tot beter herstel van de patiënt en tot verminderde ervaren belasting voor de naaste.

 

Achtergrond

Het CARE4STROKE programma is bij Reade tot stand gekomen in samenwerking met de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het VU Medisch Centrum en het UNO-VUmc. Patiënten oefenden in dit programma, naast de normale therapie, extra met een partner, familielid of vriend. Via een oefeningen-app kregen patiënt en naaste te zien hoe ze de oefeningen samen konden uitvoeren.

Het CARE4STROKE programma werd in twee revalidatiecentra en zeven verpleeghuizen onderzocht op effectiviteit en kosten. Het programma zorgde in acht weken voor meer dan 19 uur extra oefentijd, zonder de zorgkosten te verhogen.

 

Conclusie

Deelname aan het CARE4STROKE programma leverde op mobiliteit van de patiënt geen meerwaarde op. Wél waren patiënten significant minder angstig en naasten minder somber wanneer ze meededen aan het programma. Patiënten en naasten vonden dat samen oefenen een goede voorbereiding was op weer thuis zijn. Ze wisten beiden beter wat men wel en wat men niet aankon.

 

De dataverzameling is afgerond en inmiddels is het artikel dat hierover is geschreven gepubliceerd.

Lees meer over de beginselen van dit onderzoek op onze onderzoekspagina.

 

Onder artsen bestaat terughoudendheid over euthanasie bij wilsonbekwame patiënten met dementie, op basis van een schriftelijke euthanasieverklaring. Onder andere omdat gevorderde dementie de mogelijkheid tot betekenisvolle communicatie en gezamenlijke besluitvorming beperkt. Terwijl artsen dit juist als noodzakelijk ervaren.
Er is daarom een groeiende behoefte aan houvast in hoe om te gaan met dit dilemma.

Het UNO-VUmc is onlangs gestart met het DALT-project met als doel tot een praktische handreiking voor artsen te komen. In het Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde van Verenso leest u het uitgebreide artikel

Euthanasie bij gevorderde dementie: het DALT-project.

 

Geïnteresseerd in ons onderzoek? Schrijf u dan in voor de DALT-nieuwsbrief

Met een flinke uitbreiding van het UNO-team staan we aan de vooravond van nieuwe onderzoeken en initiatieven. Onze vier nieuwe collega’s (in de functie van onderzoeker) gaan samen met zorgverleners uit onze aangesloten organisaties onderzoek ontwikkelen én zorgverleners ondersteunen die zelf promotieonderzoek gaan uitvoeren. Maak in deze Update alvast een beetje kennis met ze. Daarnaast zijn we nu officieel de eerste ontwikkelpraktijk gestart. Ook een ontwikkeling waar we heel verheugd over zijn en waar we als netwerk veel aan zullen hebben. Tot slot voorzien we je graag van het waardevolle overzicht dat je inzicht geeft in alle kennis en beschikbaar materiaal op het gebied van antibioticaresistentie initiatieven binnen de langdurige zorg. Veel leesplezier. En bij vragen? Mail ons via uno@vucm.nl

 

Klik hier voor de meest recente nieuwsbrief.

 

Inleiding
Ouderen blijven langer thuis wonen, ook als ze steeds meer gezondheidsproblemen ervaren. Dat roept de vraag op hoelang ouderen zichzelf kunnen redden en (daarbij) grip op het leven kunnen houden. Afgelopen zomer verscheen vanuit de Gezondheidsraad het rapport: Zelfredzaamheid van ouderen. Zelfredzaamheid is een breed begrip en wordt in het rapport als volgt gedefinieerd: “Het vermogen om het fysieke, psychische en sociale welbevinden op peil te houden en de regie over het eigen leven te blijven voeren.” Tijdens het congres zal zelfredzaamheid vanuit verschillende invalshoeken belicht worden, met een nadruk op hoe we sámen zorg voor en ondersteuning van ouderen kunnen verbeteren en zelfredzaamheid kunnen vergroten.

De afgelopen drie jaar hebben het Amsterdam Center on Aging (ACA) en het programma Aging & Later Life (A&LL) (onderdeel van onderzoeksinstituut Amsterdam Public Health) samengewerkt binnen het ouderenonderzoek. Nu is het tijd voor een belangrijke vervolgstap: het opgaan van ACA in A&LL. Tijdens het congres staan we stil bij deze overgang.

Call voor abstracts: Codde en Van Beresteyn Gerontologieprijs
Tijdens het congres is er een postersessie waar ouderenonderzoekers hun onderzoeksresultaten presenteren aan een breed geïnteresseerd lekenpubliek. De onderzoeker met de beste poster krijgt de Codde en Van Beresteyn Gerontologieprijs uitgereikt. Een oproep voor het insturen van abstracts volgt nog.

Achtergrond plenaire sprekers

Nathalie van der Velde is hoofdonderzoeker gepersonaliseerde val- en fractuurpreventie (Amsterdam UMC) en programmaleider van Aging & Later Life.

Guy Widdershoven is hoogleraar ethiek en voorzitter van Amsterdam Center on Aging (Amsterdam UMC).

Patrick Bindels is hoogleraar huisartsgeneeskunde en was voorzitter van de Gezondheidsraadcommissie Zelfredzaamheid van ouderen (Erasmus MC).

Bianca Beersma is hoogleraar instituties en identiteit (Vrije Universiteit).

Bregje Onwuteaka-Philipsen is hoogleraar levenseindeonderzoek (Amsterdam UMC).

Cees Hertogh is hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg (Amsterdam UMC), programmaleider van Aging & Later Life en hoofd UNO-VUmc.

Informatie parallelsessies

Age Friendly City
Dr. Yuliya Mysyuk en drs.
Johan Osté
Amsterdam neemt deel aan het wereldwijde netwerk Age Friendly Cities dat zich inzet voor een stad waar je prettig en gezond oud kan worden. Hoe kunnen ouderen gezond oud worden? Wat beïnvloedt hun welbevinden? Tijdens deze sessie zullen bevindingen van enkele studies worden gepresenteerd die tonen wat de rol is van de stedelijke omgeving op het welbevinden van ouderen. Daarna gaan we met elkaar in gesprek om beleidsprioriteiten voor Amsterdam te formuleren. Wat is er nodig om Amsterdam nog meer ‘Age Friendly’ te maken?

De oudere aan zet
Dr. Elena Bendien en drs. Barbara Groot

De workshop start met een pitch over de methodiek van participatief onderzoek (PAR) met ouderen, en een voorbeeld hiervan rondom ‘Voorzorg ter verlening van Zelfredzaamheid’. Daarna doorlopen we met de deelnemers een aantal cruciale stappen om samen met ouderen onderzoek vorm te geven. In de workshop wordt een link gelegd met de PARgids, een Nederlandstalige toolkit over participatief actieonderzoek met ouderen.

Kwaliteit van leven en samenredzaamheid
Prof. dr. Cees Hertogh en dr. Debby Gerritsen

Bronnen waaruit mensen kunnen putten om kwaliteit van leven te genereren veranderen met het ouder en kwetsbaar worden. Welke zijn die bronnen, welke veranderingen doen zich hierin voor en hoe kunnen ouderen met hun naasten en professionals samenwerken om een goede kwaliteit van leven te realiseren? Tijdens de workshop Kwaliteit van leven en samenredzaamheid zullen we deze vragen behandelen.

Zelfredzaamheid na SEH- of ziekenhuisopname
Dr. Mike Peters en prof. dr. Bianca Buurman

Het aantal ouderen dat zich op de SEH meldt, stijgt harder dan op basis van demografische gegevens verwacht kan worden en een groot deel van deze ouderen wordt opgenomen in het ziekenhuis. De SEH en het ziekenhuis zijn echter vaak nog onvoldoende ingericht op ouderen waardoor zij vaak negatieve consequenties zoals heropnames of functieverlies ervaren. Tijdens deze sessie worden verschillende interventies gepresenteerd met een focus op kwetsbaarheid en het behoud van zelfredzaamheid na SEH of ziekenhuisopname. Daarnaast gaan we graag met deelnemers in gesprek om verder na te denken over passende SEH- en ziekenhuiszorg voor ouderen.

Zelfredzaamheid bij slechthorendheid of visuele beperking
Dr. Ruth van Nispen en dr. Marieke Pronk
Beperkingen in het zien en/of horen nemen toe met de leeftijd en kunnen een behoorlijke bedreiging vormen voor het op peil houden van ons welbevinden en ons gevoel van regie over het leven. Deze workshop richt zich allereerst op de mogelijke impact van deze beperkingen op het welbevinden van ouderen. Daarnaast richt de workshop zich op een aantal oplossingen en interventies: hoe kunnen slimme oplossingen en hulpmiddelen ouderen helpen om deze impact minimaliseren, en het gevoel van regie te optimaliseren?

Bekijk hier het volledige programma.

Een zaal vol mensen luisterde op woensdag 10 april naar de zeer interessante presentaties van collega’s uit ons netwerk.
Met onderwerpen die varieerden van het effect van cafeïne op bepaald gedrag bij mensen met dementie, de ontwikkeling van een augmented reality app, leuker en effectiever revalideren met behulp van een gaming component tót onderzoek naar Huntingon of
cliënten perspectief in het kader van de nieuwe wet Zorg en Dwang… De presentaties van de onderzoeken waren actueel, vernieuwend, vooruitstrevend en relevant en nodigden uit tot veel vragen en boeiende discussies.
Onze hartelijke dank aan de presentatoren: Linda de Pooter, 3e jaars AIOS Ouderengeneeskunde bij Gerion. Judy Bakker, Ergotherapeut en junior onderzoeker bij Omring en GRZPLUS. Saskia Drijver, Fysiotherapeut en junior onderzoeker bij
Omring en GRZPLUS. Maaike Schumacher, AIOS Ouderengeneeskunde Gerion en Marike de Boer, onderzoeker bij UNO-VUmc.

De presentaties worden naar iedereen verstuurd die zich voor dit PPO hadden opgegeven.

 

Na de presentaties kon men in discussie verdieping zoeken over een van de gepresenteerde onderwerpen.

Leonoor van Dam van Isselt Specialist Ouderengeneeskunde bij UNO lid Solis promoveerde 4 april 2019 op haar onderzoek naar een Geriatrisch revalidatiezorgpad voor patiënten met ernstige COPD.

Oudere mensen met de chronische longziekte COPD hebben specifieke zorg en revalidatie nodig, dat ondervond specialist Ouderengeneeskunde Leonoor van Dam van Isselt tijdens haar werk met deze patiënten.

Voor haar promotieonderzoek onderzocht zij de haalbaarheid en effectiviteit van een specifiek behandelprogramma. Op basis van de onderzoeksresultaten zou het GRZ_COPD zorgpad beschikbaar moeten zijn voor alle patiënten binnen deze specifieke doelgroep en setting.

Lees op de website van UNO collega UNC-ZH de factsheet over het onderzoek.

Lees hier het proefschrift Geriatric Rehablitation for older patients with COPD.

Lees op de website van UNC-ZH het volledige bericht.

Wij zijn verheugd ons netwerk uit te kunnen breiden met zorgorganisatie Atlant uit de regio Apeldoorn en Beekbergen. Vorige maand hebben we kennismakingsgesprekken gevoerd en vanaf deze maand is Atlant lid van het UNO-VUmc. Atlant was voor ons geen vreemde: als onderdeel van afdeling huisartsengeneeskunde & ouderengeneeskunde werken we al samen in twee onderzoeksprojecten (op het gebied van Huntington (onderzoeker Marina Ekkel) en Korsakov (onderzoeker Ineke Gerridzen)). Wij denken met Atlant een enthousiaste organisatie te verwelkomen die een actieve rol kan gaan spelen binnen ons netwerk. In het bijzonder op het gebied van ons thema ‘hersenaandoeningen’: Atlant is een organisatie gespecialiseerd in ouderenzorg, dementie, ziekte van Huntington, syndroom van Korsakov en Chronische Psychiatrische Verpleeghuiszorg. Van harte welkom!

 

Deze week verscheen in Medisch Contact een nieuwsbericht over de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) omtrent de arts die euthanasie uitvoerde bij een vrouw met gevorderde dementie. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) berispte deze arts al eerder, en het OM besloot de arts strafrechtelijk te vervolgen. Het oordeel van het CTG, welke afgelopen dinsdag naar buiten kwam, luidt dat de arts maar beperkt verwijtbaar heeft gehandeld. Hierop is door het CTG besloten de berisping te schrappen, en de arts een waarschuwing te geven.

Deze casus laat opnieuw zien hoe complex het is om zorgvuldig te handelen omtrent euthanasie bij gevorderde dementie, en benadrukt nogmaals de behoefte aan de ontwikkeling van een professioneel perspectief, gebaseerd op professionele juridisch-ethische normen. Euthanasie bij patiënten met dementie is een complex vraagstuk, met een meervoudig normatief kader, dat vraagt om een breed perspectief waarin juridische, maar ook morele en ethische aspecten meegewogen moeten worden.

Het DALT onderzoek, gestart in oktober 2018 en uitgevoerd door promovendus Djura Coers, is een onderzoek van het UNO-VUmc waarin dit complexe vraagstuk daadwerkelijk vanuit deze verschillende invalshoeken wordt belicht. Op die manier wordt gepoogd meer duidelijkheid te verschaffen omtrent de dilemma’s die artsen ervaren rondom euthanasie bij dementie op basis van een schriftelijke euthanasieverklaring. Het DALT onderzoek betreft een empirisch onderzoek, waarin het thema van euthanasie bij gevorderde dementie vanuit een praktisch oogpunt wordt benaderd. Dit houdt in dat het onderzoek zich richt op wat artsen daadwerkelijk doén, en niet wat zij zoúden doen, wanneer zij voor een dergelijk dilemma staan.
Als eindresultaat beoogt dit onderzoek een handreiking te ontwikkelen waaraan artsen houvast kunnen hebben bij de uitvoering van euthanasie bij gevorderde dementie. Een ondersteuning waarnaar door menig arts zéér wordt uitgekeken!

Blijf op de hoogte van de vorderingen van het DALT onderzoek via: https://unoamsterdam.nl/onderzoeken/dementie-wilsverklaring-en-euthanasie/

 

Om wetenschap en praktijk nog beter op elkaar te laten aansluiten start het UNO-VUmc dit jaar met de ‘Ontwikkelpraktijk’: een intensieve vorm van samenwerking tussen het UNO-VUmc en twee tot vier lidorganisaties die samen met een gepromoveerd onderzoeker onderzoek ontwikkelen en uitvoeren.

Op dinsdag 26 maart is de eerste ontwikkelpraktijk van het UNO-VUmc van start gegaan tijdens de Topcare Praktijk- en Wetenschapsdag in Naarderheem. Samen met Naarderheem van Vivium Zorggroep, GRZ Plus en Zonnehuisgroep Amstelland zullen we intensief gaan samenwerken op het gebied van onderzoek binnen de geriatrische revalidatie.

Later dit jaar start ook een tweede en mogelijk een derde ontwikkelpraktijk binnen de andere thema’s van het UNO-VUmc (hersenaandoeningen en organisatie van zorg). Ook hier zullen medewerkers uit de aangesloten zorgorganisaties die promotieonderzoek binnen dit UNO thema uitvoeren worden aangesteld als ‘science practitioners’. Voor deelname aan deze ontwikkelpraktijken zullen oproepen worden verspreid binnen het netwerk.

Meer informatie? Neem contact op met het UNO via uno@vumc.nl

 

Op donderdag 4 april verdedigt Leonoor van Dam van Isselt haar proefschrift Geriatric Rehabilitation for older patients with COPD; integration of rehabilitation and palliative care.

Het verbeteren van de kwaliteit van leven van oudere patiënten met (zeer) ernstige COPD na een ziekenhuisopname: dat is het doel van het gelijknamige revalidatieprogramma (GR_COPD). Uit het onderzoek van Leonoor blijkt dat het GR_COPD zorgpad haalbaar en effectief is. Op donderdag 4 april verdedigt Leonoor van Dam van Isselt haar proefschrift.

Leonoor werkt als (specialist ouderengeneeskunde) bij Solis, een organisatie in het netwerk van UNO-VUmc.

 

 

Op donderdag 18 april promoveert Suzanne Delwel met haar proefschrift ‘Orofacial pain in older people with dementia’. Suzanne vertelt over haar proefschrift en de reden voor haar onderzoek.

Mondproblemen- en mondpijn vaak aanwezig bij ouderen met dementie

 Suzanne, je gaat promoveren. Waar gaat je proefschrift over?
Dit proefschrift gaat over de aanwezigheid van orofaciale pijn, ofwel mond- en aangezichtspijn, bij ouderen met een milde cognitieve beperking (MCI) of dementie.

Waarom heb je dit onderzocht? Wat was de aanleiding of het probleem?
Wereldwijd hebben ca. 50 miljoen mensen dementie en de verwachting is dat dit aantal zal stijgen. In Nederland hebben we ruim 270.000 mensen dementie. Daarnaast is het niveau van mondzorg de afgelopen jaren flink gestegen en behouden steeds meer ouderen hun natuurlijke tanden en kiezen, tot op hoge leeftijd. Deze combinatie zorgt voor een toename in het aantal ouderen die dementie en eigen tanden en kiezen heeft. Bij mensen met een cognitieve beperking is vaak sprake van een verminderde zelfzorg en daarmee een toegenomen kans op mondproblemen en mondpijn. De aanwezigheid van mondpijn bij ouderen met dementie is echter nauwelijks onderzocht. Daarnaast was er geen hulpmiddel voor de observatie van mond- en aangezichtspijn bij mensen met een cognitieve beperking. In dit proefschrift worden deze onderwerpen besproken.

Wat is het belangrijkste resultaat van je onderzoek?
Binnen dit onderzoek is een observatie-tool ontwikkeld voor mensen met een cognitieve beperking: de Orofaciale Pijn Schaal voor Non-Verbale Individuen (OPS-NVI). De bevindingen van dit onderzoek worden gebruikt voor de PAIC-dental, die onderdeel uitmaakt van een Europese tool-box voor de observatie van pijn bij mensen met een cognitieve beperking: de PAIC, waarvoor een E-learning beschikbaar komt.

Daarnaast zagen wij dat orofaciale pijn (=26%) en mondproblemen (=50%), zoals afgebroken tanden en kiezen en cariës, veelvuldig voorkwamen bij ouderen met een cognitieve beperking of dementie. Zodoende is het erg belangrijk om ‘de mond niet te vergeten’ bij deze kwetsbare groep, de dagelijkse mondzorg en regelmatige tandartscontrole onder de aandacht te houden.

Hoe heb je je onderzoek uitgevoerd? Wat heb je gedaan om tot de resultaten te komen?
We hebben 350 ouderen met een milde cognitieve beperking (MCI) of dementie onderzocht in 2 ziekenhuizen en 10 verpleeghuizen.

Bij deze ouderen hebben we de aanwezigheid van pijn geobserveerd en nagevraagd, en mondonderzoek gedaan om mogelijke oorzaken van pijn vast te stellen.

Wat biedt dit onderzoek precies?
Een belangrijk aspect van welzijn en kwaliteit van leven voor ouderen is pijnvrij zijn. Dit onderzoek draagt bij een betere diagnostiek van orofaciale pijn en brengt het belang van een goede mondzorg bij de kwetsbare en geriatrische groep ouderen onder de aandacht.

 

Suzanne Delwel promoveert op donderdag 18 april om 09.45 uur aan de VU, in het auditorium.

 

 

 

In de langdurige zorg vinden veel ontwikkelingen plaats op het gebied van antibioticaresistentie. Dit blijkt ook uit alle producten en initiatieven die er beschikbaar zijn: richtlijnen, projecten, toolkits, websites, handleidingen en meer…

Als je op de hoogte wilt blijven, zie je mogelijk door de bomen het bos niet meer. En dat is jammer, want alle initiatieven zijn zeer waardevol en helpen actief bij te dragen aan het voorkómen van antibioticaresistentie.

Om overzicht te bieden over al die kennis en het beschikbare materiaal heeft UNO-VUmc een factsheet ‘initiatieven antibioticaresistentie langdurige zorg’ samengesteld. Wij hopen zo zorgorganisaties te helpen om partijen te benaderen of bronnen te raadplegen bij het (door)ontwikkelen van dit thema.

 Klik hier voor het overzicht.

 

Onlangs heeft het UNO-VUmc vier nieuwe collega’s mogen verwelkomen. Een versterking die gaat zorgen voor nieuwe inzichten, talenten en energie.

Onze collega’s gaan samen met zorgverleners uit onze aangesloten organisaties onderzoek ontwikkelen én zorgverleners ondersteunen die zelf promotieonderzoek gaan uitvoeren.

Anouk van Loon en Eefje Sizoo stellen zich deze week aan u voor:

Anouk: Als onderzoeker bij het UNO kan ik doen wat ik het liefst doe in mijn werk: een combinatie van wetenschappelijk onderzoek en begeleiding in een academische en maatschappelijke relevante setting met een uitdagend en multidisciplinair onderwerp: de ouderenzorg. Gedurende mijn academische loopbaan in de Psychologie en Cognitieve Neurowetenschappen heb ik diverse innovatieve projecten opgezet en verschillende analyse en onderzoekstechnieken eigen gemaakt. Ik onderzocht hoe bewustzijn tot stand komt in onze hersenen en hoe de informatie die we waarnemen geïntegreerd wordt met onze binnenwereld. Bij het UNO kan ik deze vaardigheden en kwaliteiten combineren en op een bredere manier inzetten. Ik krijg veel energie van samenwerken en de diverse en stimulerende omgeving van het UNO passen dan ook goed bij mijn sociale karakter.

Eefje: Met enthousiasme ben ik sinds 1 februari werkzaam voor het UNO-VUmc. Na mijn promotieonderzoek en opleiding tot specialist ouderengeneeskunde zocht ik een baan op het snijvlak tussen onderzoek en de ouderengeneeskundige praktijk. Deze vond ik bij het UNO. Terreinen waar ik graag onderzoek op ga doen zijn: (anticiperende) besluitvorming met mensen met cognitieve problemen, palliatieve zorg, probleemgedrag bij mensen met dementie, kwaliteit van leven, hersenaandoening en alles wat daar aan raakt. Naast mijn werk bij het UNO ben ik docent bij Gerion, waar ik artsen in opleiding tot specialist ouderengeneeskunde begeleid bij het doen van een klein onderzoekje in de praktijk.

(van links naar rechts)

Eefje, Annelie, Ewout en Anouk, van harte welkom in ons team!

 

 

Onderzoeksresultaten zijn mooi, maar hoe bereiken deze de mensen in de praktijk? En hoe zorg je er voor dat professionals er ook mee kunnen werken?

De afgelopen jaren is in de SANO-netwerken, waar het UNO-VUmc onderdeel van is, ervaring opgedaan met vele creatieve methoden en middelen om kennis naar de praktijk te brengen: E-learningprogramma’s, factsheets, toolbox en implementatiewijzer…  Maar wat werkt er nu precies, en wat niet? En welke ideeën zijn er voor de toekomst?

Kom naar de SANO Wetenschapsdag op 6 juni 2019.  Ook de huidige landelijke ontwikkelingen komen aan bod.

SAVE THE DATE – SANO wetenschapsdag 2019

Een kennisbijeenkomst organiseren (en zo wordt het een succes)

Hoe kan het toch dat kennisbijeenkomsten in jouw bijeenkomst zo slecht bezocht worden. Dat collega’s – met name verzorgenden en verpleegkundigen – er niet voor te porren zijn? Of dat je boodschap niet over komt? En hoe draai je dit om? Hoe roep je een gevoel van betrokkenheid bij ze op? Of een gevoel van urgentie? Daar heeft het UNO-VUmc zich in verdiept en een methode voor geschreven. In deze workshop vertellen we je, én laten we je zien, hoe je een bijeenkomst interessant kunt maken voor jouw doelgroep. En hoe je dus wetenschappelijke resultaten toegankelijk kunt maken voor iedereen. We doen dit aan de hand van de onderzoekresultaten uit recente projecten vanuit de verschillende thema’s: revalidatie, hersenaandoeningen en antibioticagebruik.

De workshop wordt gegeven door Anouk van Loon, senior onderzoeker en Maike Sparrius, communicatie- en kennisadviseur UNO-VUmc tijdens het landelijke congres over kennisinfrastructuur in de ouderen- en gehandicaptenzorg op 31 januari 2019. Zoek het uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar.

Kom ook naar het congres en geef je hier op.

Congres: Zoek het uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar

Met als doel meer kennis te krijgen en daarmee de zorg voor ouderen te verbeteren hebben zorgorganisaties lid van het Universitair Netwerk Ouderenzorg, Amsterdam UMC (UNO-VUmc) op woensdag 9 januari de samenwerking voor onbepaalde tijd verlengd. Binnen het UNO-VUmc wordt antwoord gezocht op vragen uit de praktijk, bijvoorbeeld door wetenschappelijk onderzoek. De kennis uit de onderzoeken wordt gebruikt om de zorg voor onze ouderen te verbeteren.

Op woensdag 9 januari hebben zo’n 20 zorgorganisaties de samenwerking met het UNO-VUmc voor onbepaalde tijd verlengd.

Het UNO-VUmc waar onderzoekers, zorgprofessionals én cliënten samen werken aan het verbeteren van ouderenzorg, bestaat sinds 2006. De kennis uit de onderzoeken wordt gebruikt om de zorg aan onze ouderen te verbeteren. En omdat het om een samenwerking gaat tussen wetenschap en praktijk worden er daadwerkelijk concrete verbeteringen doorgevoerd.

De organisaties lid van het UNO-VUmc houden zich bezig met verschillende thema’s. Zo werken zij aan goede zorg voor mensen met een hersenaandoening: Hoe verleen je de beste zorg aan mensen met dementie? En hoe ga je dan om met ‘probleemgedrag’? Het UNO-VUmc heeft een bewezen effectief zorgprogramma ontwikkeld dat beschikbaar is voor ouderenzorgorganisaties binnen én buiten het netwerk.

Andere thema’s zijn antibiotica-resistentie en geriatrische revalidatie.

Door deelname aan het UNO-VUmc hebben zorgorganisaties een voortrekkersrol in de ontwikkeling van de ouderenzorg.

De ondertekening van de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten vond plaats op de campus van Amsterdam UMC.

 

Op de foto:
Lizette Wattel (UNO-VUmc), Anouk van Loon (UNO-VUmc), René Hup (Amaris), Ronald Buijs (Zorgcirkel), Cees Hertogh (UNO-VUmc), Marco Wisse (Vivium), Eliane Thewessen (Axioncontinu), Marcel Schaafsma (Evean), Jolanda Buwalda (Omring), Edwin Janssen (Amsterdam UMC), Nelleke Vogel (ZHG Amstelland). 

Zittende mensen v.l.n.r.: Monique Slee-Valentijn (Cordaan), Irma Krieg (Sint Jacob), Ruth Veenhuize (UNO-VUmc), Regina Falck (Zorgspectrum), Inge Borghuis (Amstelring)

 

Ontdek hoe we samen de zorg beter kunnen maken!

Elk jaar stelt het UNO-VUmc een stimuleringssubsidie voor praktijkgericht onderzoek beschikbaar aan organisaties aangesloten bij het UNO. De stimulans bestaat uit een geldbedrag (in totaal €15.000,-) en begeleiding bij de opzet en uitvoering van het onderzoek. Wil jij in jouw organisatie meehelpen de zorg aan je cliënten verder te ontwikkelen? Of wil je onderzoeken of het invoeren van die nieuwe werkwijze leidt tot de gewenste uitkomsten? Kortom: wil jij praktijkgericht onderzoek uitvoeren in jouw organisatie? Meld jouw onderzoeksproject dan aan voor de UNO-VUmc stimulans voor praktijkgericht onderzoek!

UNO VUmc beschikbare subsidie 2019

Bijlage 1 aanvraag stimulans voor praktijkgericht onderzoek 2019

Het terugdringen van antibioticaresistentie is een mondiale uitdaging en vraagt ook om beleid vanuit de langdurige zorg. Belangrijke pijlers van dit beleid zijn: infectiepreventie (onder meer door goede hygiëne) en passend gebruik van antibiotica.
Voor de definitie van ‘passend’ gebruik zijn professionele richtlijnen onontbeerlijk. De nieuwe richtlijnen urineweginfecties en lage luchtweginfecties van Verenso markeren in dit opzicht een indrukwekkende stap voorwaarts, ook internationaal.

Deze richtlijnen formuleren de normen voor passend gebruik en de specialist ouderengeneeskunde is daarom nu aan zet om die normen in zijn/haar praktijk gestalte te geven. De vraag is dan wel: wat zijn zinnige en werkzame strategieën om passend antibioticagebruik conform de nieuwe normen te realiseren? Richtlijnen steunen op het best mogelijke bewijs en op consensus. Daarmee laten richtlijnen ook zien waar kennislacunes liggen en genereren zij nieuwe vragen voor wetenschappelijk onderzoek. Wat zijn die lacunes en hoe draagt lopend wetenschappelijk onderzoek bij aan de beantwoording van relevante kennisvragen?

Kom op 28 januari naar het nascholings-symposium. Het programma en informatie over inschrijving leest u hier.

De zojuist verschenen Verenso richtlijn ‘Urineweginfecties bij kwetsbare ouderen’ is officieel aangekondigd als een revisie. Dat woord doet vermoeden dat het hier slechts om enige bijstelling en een update van de vorige, uit 2006 daterende, richtlijn zou gaan. Het tegendeel is evenwel het geval: de nieuwe richtlijn is op een totaal andere leest geschoeid en vergt een ingrijpende cultuuromslag op het gebied van diagnostiek, behandeling en preventie van urineweginfecties bij kwetsbare ouderen. Dit artikel behandelt niet de hele richtlijn: die staat uitstekend beschreven op de Verenso-website.

Ik beperk mij hier tot een bespreking op hoofdlijnen, waarbij ik vooral antwoord probeer te geven op de vraag waarom de richtlijn een paradigmashift en een cultuuromslag impliceert. Dit heeft namelijk niet alleen te maken met nieuwe inzichten uit het wetenschappelijk onderzoek (in het bijzonder inzake het voorkomen en de betekenis van asymptomatische bacteriurie (ASB)), maar ook met een conceptueel vraagstuk, namelijk dat van de atypische ziektepresentatie in de geriatrie. Op beide ga ik in. Daarna bespreek ik de implicaties hiervan voor de opzet van de nieuwe richtlijn. In dat verband geef ik ook kort aandacht aan de preventie van recidiverende urineweginfecties, in het bijzonder de rol van cranberries daarbij. Ik sluit af met enkele vragen voor wetenschappelijk onderzoek.

Door Prof. Dr. Cees Hertogh.

Wilt u het hele artikel lezen? Bezoek dan de website van het online magazine.

Op donderdag 13 december organiseerden wij het jaarlijkse UNO Symposium.

In aanwezigheid van zo’n 350 deelnemers ontvouwde zich een dag vol verwondering, reflectie, warm gekoesterd cultureel besef, gerechtelijke informatie met een humoristisch tintje, inspiratie, kennis en nog veel meer. Het thema ‘Regie bij de cliënt, en hoe doe je dat?’ werd op velerlei wijzen benaderd. Zo sprak Cees Hertogh over de ethische kant van dit onderwerp: Regie bij de cliënt gaat zoveel verder dan iemand laten besluiten wat of wanneer hij eet.
Kees Blankman, universitair docent Familie- en Gezondheidsrecht, belichtte het thema vanuit juridisch perspectief: Wat moet, en wat mag? Wat is jouw rol ten aanzien van je cliënt, en wat is de rol van de familie? Een interessant betoog, vol humor en interactie.
Henriëtte van der Horst, hoogleraar huisartsgeneeskunde en hoofd afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde Amsterdam UMC, locatie VUmc, benaderde het thema vanuit de eerste lijn en concludeerde ‘Regie volgens zorgverleners is níet gelijk aan regie volgens ouderen’. Het zet je aan het denken…
Corinne Zijderveld, programmamanager mijnkwaliteitvanleven.nl bij de Patiëntenfederatie Nederland vertelde over hoe zij de invloed van passende oplossingen bespreekbaar en meetbaar maakt. Ineke Gerridzen, specialist ouderengeneeskunde, uitvoerend onderzoeker Korsakov-studie vervolgens, nam de deelnemers mee in de zorgwereld van patiënten met Korsakov, en besprak hoe eigen regie zich nu eigenlijk verhoudt bij mensen met deze ziekte. Ze vertelde onder meer dat je als zorgprofessional telkens aan het afwegen bent: respecteren of ingrijpen? Behandelen tegen de wil in of niet?
Er was een presentatie van Zorggroep Apeldoorn waarin werd verteld over hoe in kaart werd gebracht hoe cliënten zélf dachten over ‘Eigen regie’. Wat betekent dit voor de zorg en hoe ervaart de zorg dit dan zelf? Wat waren belemmeringen, en wat werkte wel?
Regina Flu, ambulant begeleider, trainer en coach, kreeg de zaal letterlijk en figuurlijk in beweging. Want in hoeverre spreek je nu eigenlijk echt over cultureel verschil? Maakt het uit of je cliënt Surinaams, Fries, Amsterdam of Indonesisch is? Waar het om gaat is wat jouw cliënt nodig heeft om zich prettig te voelen. Kijken verder dan lands- of provinciegrenzen: kijk naar degene die voor je staat!
Caro Houtkoop-Faber, docent/trainer ethiek en communicatie, ging in op betekenisvolle rollen in de zorgverlening. Voelen dat het goed is dat je er bent, dat je nog iets bij te dragen hebt en anderen jou van waarde vinden, is essentieel voor mensen en vormt de basis van hun welbevinden. Hoe zorgverleners hier oog voor kunnen hebben en wat de waarde hiervan is werd prachtig geïllustreerd aan de hand van een concreet voorbeeld uit de praktijk. Jolande van Loon, science practitioner, Tilburg University, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Tranzo, vertelde over haar onderzoek en hoe ouderen, die vanwege een somatische aandoening in het verpleeghuis zijn gaan wonen, regie over hun leven behouden of ontwikkelen. Ondanks een toenemende afhankelijkheid en kwetsbaarheid. En wat kunnen zorgmedewerkers en -organisaties inzetten of doen om eigen regie te ondersteunen?

Twee medewerkers zorg van organisatie Noorderbreedte vertelden over hun eigen bedachte en opgezette onderzoek dat zij uitvoerden. Het geld en de onsteuning die ze hier voor kregen komt van de ‘UNO-VUmc stimulans voor praktijkgericht onderzoek’, die jaarlijks wordt uitgereikt. Heel mooi om te zien dat wetenschap niet alleen door onderzoekers kan worden gedaan, maar dat juist ook de zorg hier een essentiële rol in heeft.

Tot slot werd een deel van de dag ingevuld door de heer Heijkens. Een ervaringsdeskundige omdat zijn vrouw jarenlang in een verpleeghuis heeft gewoond. Meneer Heikens kan er prachtig over vertellen, heeft veel visie en ervaring en hield de zaal geboeid.

Onze dank gaat uit naar alle sprekers die ons met zoveel passie en kennis (warmte en humor) hebben meegenomen in het thema ‘Regie bij de cliënt, en hoe doe je dat’.

Dank aan alle deelnemers!

De conclusie van de dag? Regie bij de cliënt is zo eenvoudig nog niet…maar we zitten op de juiste weg.

Op naar het UNO Symposium van volgend jaar! (donderdag 12 december 2019).

 

 

Van de redactie

Wetenschappelijke inspiratie

‘Oud en benauwd’ is het thema van ons najaarscongres. Een actueel onderwerp, zo net na het verschijnen van de nieuwe Verenso-richtlijn ‘Lage Luchtweginfecties’. Jobje Haaijman en Else Poot, twee auteurs van de richtlijn, beschrijven in dit tijdschrift de belangrijkste punten en laten zien hoe de richtlijn tot stand kwam. In mijn optiek is het een heldere richtlijn die concrete handvatten geeft voor de practicus.

De bewijslast van de evidence waarop de richtlijn zich baseert is helaas vaak laag, schrijven de auteurs. Hoewel dit niet valt te ontkennen, is het de vraag of deze bewijslast veel hoger te krijgen is bij onze heterogene, kwetsbare populatie. Een randomised controlled trial (RCT), de ‘heilige graal in richtlijnenland’, is lang niet altijd ethisch om uit te voeren, aldus de richtlijnmakers.

Ook stuiten we bij het uitvoeren van een RCT in onze praktijk op veel praktische hobbels. Dat blijkt ook uit de procesevaluatie van Marianne Vos en collega’s. Zij voerden in een kleine RCT uit naar CRP-POCT testen bij de diagnostiek van lage luchtweginfecties in de verpleeghuissetting. Het includeren van voldoende patiënten bleek ingewikkeld in de drukke verpleeghuispraktijk.

Eefje Sizoo

November uitgave TvO

 

Academisering van de langdurige ouderenzorg: waardig in zorg

Om de kwaliteit van de langdurige ouderenzorg te verbeteren is een wetenschappelijke onderbouwing van de zorgpraktijk onontbeerlijk. Dit vereist intensieve samenwerking tussen universiteit, hogeschool, opleidingsinstituten en zorgorganisaties. Die samenwerking realiseren we in het Universitair Netwerk Ouderenzorg van VUmc (UNO-VUmc.). Tijdens de Regiotour Amsterdam kwam de aard en belang van deze samenwerking en de winst hiervan voor ouderen met een complexe zorgvraag en hun zorgverleners aan bod. Ondermeer onderzoek naar:
– zingevingsvragen en waardige zorg,
– persoonsgericht medicatiegebruik als antwoord op polyfarmacie,
– het terugdringen van onvrijwillige zorg.

Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg, hoofd UNO-VUmc en programmaleider Aging & Later Life, Amsterdam Public Health, vertelt…

 

Antibioticaresistentie is een groeiend probleem in de ouderenzorg. Een gezamenlijke aanpak tegen het ontstaan en verdere verspreiding van resistentie is hard nodig. Daarom slaan we de handen ineen. Kom maandag 19 november 2018 naar het congres ‘Aanpak antibioticaresistentie in de ouderenzorg’ van het ministerie van VWS, het RIVM en Vilans. Ook het UNO-VUmc mag hier haar steentje aan bijdragen in de vorm van een trio presentatie over de onderzoeken PROGRESS, ANNA en UPCARE:

De nieuwe richtlijnen urineweginfecties en luchtweginfecties zijn nog maar net uit. Het opdoen van kennis op deze gebieden gaat door! Wat voegen de onderzoeken toe? Meld je snel aan voor de workshop ‘academische pitches’.

Samen staan we sterker!

Welke onderzoeksmethode zet jij in om de ouderenzorg te verbeteren?”

Die vraag stond centraal tijdens de jaarlijkse Wetenschapsdag van de zes samenwerkende academische netwerken ouderenzorg, dit keer georganiseerd door het UNO-UMCG. Wetenschappers uit alle netwerken deelden hun ervaringen met verschillende onderzoeksmethoden. Met kwalitatief onderzoek bijvoorbeeld, om inzicht te krijgen in de leefwereld van ouderen.

“Toe, kijk naar mij. Er is zoveel meer dan wat het lijkt. Dat zie je pas echt als je naar me kijkt. Toe, kijk eens écht naar mij…” Met een ontroerend lied over een man met dementie opende theatergroep Ervarea de SANO Wetenschapsdag 2018.

Combinatie van methoden

Daarna beschreef Sytse Zuidema, hoogleraar ouderengeneeskunde en dementie, UMCG en voorzitter van het UNO-UMCG, de opmars van nieuwe onderzoeksmethoden in de ouderenzorg. Aan de hand van actuele onderzoeken kwamen onder meer stepped wedge design, implementatieonderzoek, actieonderzoek en n=1-onderzoek aan bod. Zuidema pleit in de ouderenzorg voor “ander onderzoek dan klassiek gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT), dat vaak niet geschikt is om complexe interventies in de zorg voor kwetsbare ouderen met multimorbiditeit te bestuderen.”

Zuidema: “Voor deze doelgroep is het veel zinvoller om interventies samen met de zorgpraktijk te ontwikkelen, te implementeren en daarna op werkzaamheid te onderzoeken.” Binnen het UNO-UMCG wordt daarom door themagroepen – leernetwerken rondom een bepaald onderzoeksthema, zoals Probleemgedrag of Medicatieveiligheid – volop geëxperimenteerd met verschillende onderzoeksmethoden.

Ervaren wat ouderen ervaren

Katrien Luijkx, bijzonder hoogleraar ouderenzorg en werkzaam voor de academische werkplaats TRANZO, vertelde over kwalitatief onderzoek. “Zeer waardevol als je inzicht wilt in de leefwereld van ouderen”, aldus Luijkx. “Om mensgerichte zorg te kunnen leveren moet je weten hoe het is om oud te zijn en zorg te ontvangen. Persoonlijke ervaringen en voorkeuren zijn moeilijk in vragenlijsten te vangen. Ga naast hen zitten, ervaar wat zij ervaren.” Dé oudere bestaat niet, benadrukte Luijkx. “Het is belangrijk dat zorgverleners zich daar bewust van zijn en in de praktijk leren omgaan met die variatie.”

Passende onderzoeksdesigns

Programmasecretarissen Vicky de Boer en Désirée te Marvelde van ZonMw vertelden over de focus van het programma Langdurige Zorg en Ondersteuning. Ze benadrukten het belang van het cliëntperspectief. Te Marvelde: “Het cliëntperspectief staat niet alleen centraal in de programmering, maar ook bij de beoordeling van onderzoeksaanvragen. Dus van onderzoekers vragen we om projecten in co-creatie te ontwikkelen en uit te voeren.” De Boer vertelde dat er binnen het programma ook ruimte komt voor fellowships voor MBO- en HBO-opgeleide zorgprofessionals. Bovenal wil ZonMw het veld stimuleren om praktisch toepasbare kennis op te leveren. De Boer: “Als er behoefte is aan nieuwe kennis, dan zijn er passende onderzoeksdesigns nodig om die kennis op te halen in de praktijk. Zodat nieuwe inzichten ook echt gebruikt worden en niet ergens op een plankje belanden.”

Presentaties online

Tijdens zeven parallelsessies deelden onderzoekers hun ervaringen met verschillende onderzoeksmethoden, aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. Hun presentaties en die van de plenaire sprekers verschijnen binnenkort online op de website van SANO (Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg).

 

De datum voor de SANO wetenschapsdag 2019 is al bekend: op donderdag 6 juni zal deze in Nijmegen plaatsvinden.

Het programma wordt eind eerste kwartaal 2019 bekend gemaakt.

Probleemgedrag bij dementie komt veel voor in zorginstellingen. Het gedrag is belastend voor zowel de persoon met dementie als de mensen in de omgeving. Het is bij probleemgedrag belangrijk om methodisch en multidisciplinair te werken en zo de oorzaak van het gedrag op te sporen en te behandelen. GRIP op Probleemgedrag is een wetenschappelijk bewezen effectieve methode om probleemgedrag aan te pakken en het gebruik van psychofarmaca te verminderen. Het zorgprogramma bestaat uit training over probleemgedrag die het methodisch en multidisciplinair werken aan probleemgedrag ondersteunt.

Inhoud van de cursus
Bij deze train-de-trainer cursus wordt je opgeleid tot lokale GRIP coördinator. Je leert bij de train-de-trainer cursus hoe je in je eigen instelling het zorgprogramma kunt implementeren. Tijdens de cursus bespreken we uiteraard de inhoud van het zorgprogramma, maar ook het organiseren van trainingen voor je team en het motiveren van collega’s. Na het volgen van de cursus kun je direct aan de slag met de implementatie van GRIP.

Voor wie?
Per deelnemende instelling/locatie vragen we drie lokale coördinatoren naar de train-de-trainer cursus te komen. Één van de lokale coördinatoren dient een psycholoog te zijn. De twee andere functionarissen bijvoorbeeld een manager (of teamleider, kwaliteitsfunctionaris, etc. ) en een zorgmedewerker (EVV-er, geriatrisch verpleegkundige).

De bijeenkomst vindt op vrijdag 8 februari en vrijdag 8 maart plaats in Amsterdam. Kijk voor verdere informatie, adres, tijden en kosten in de folder  GRIP op probleemgedrag. Train de trainer.

Onderzoek en organisator
GRIP is door het UNO-VUmc, door onderzoeker Sandra Zwijsen ontwikkeld, in samenwerking met het UKON-netwerk.  Gerion verzorgt de cursus.

Kenniscentrum Vilans maakte een filmpje over de interventie GRIP. Bekijk het hier.

Over gesprekjes waarvan de dokter niet mag weten….

 

Op 28 november 2018 organiseren wij de tweede ACP workshop voor verpleegkundigen en verzorgenden over gespreksvoering in de laatste levensfase.

Verzorgenden en verpleegkundigen voeren vaak gesprekken en gesprekjes over het levenseinde. Deze vinden niet altijd de weg naar het zorgdossier of naar de arts die beleidsafspraken maakt met de bewoners en de naaste/vertegenwoordiger. Soms zijn situaties heel ingewikkeld: bijvoorbeeld als een bewoner aan een verzorgende aangeeft niet meer te willen leven en er meteen bij zegt dat de verzorgende het niet met de dokter mag bespreken.
Het kan dan dus gebeuren dat je in een dilemma zit…

Voor dit soort dilemma’s in gesprekken over het levenseinde hebben we samen met de VUmc academie en Metamedica van VUmc een workshop ontwikkeld met aandacht voor de diverse rollen die een verzorgende of verpleegkundige kan hebben in het leven van de bewoners in verpleeghuizen.

Om in de praktijk goed samen te werken nodigt UNO-VUmc koppels van arts en verzorgenden/verpleegkundigen uit om deel te nemen aan deze workshop. In totaal denk wij aan 10 koppels: 10 specialisten ouderengeneeskunde en 10 verpleegkundigen/verzorgenden.

Bekijk hier het uitgebreide: Programma ACP workshop. Inschrijven kan via deze link.

Een laag vitamine D gehalte bij verpleeghuisbewoners wordt geleid naar muscoloskeletale problemen, vermoeidheid en langdurig ziekenhuis verblijf. Marlous Toren-Wielema, UNO-VUmc coördinator Ruth Veenhuizen, Jan Willem Kappelle, Nic Veeger en Eric van Roon schreven het artikel ‘Efficacy of a Standardized Oral Vitamin D Dosing Regimen in Nursing Home Residents om uit te zoeken hoeveel extra Vitamine D onze kwetsbare ouderen eigenlijk nodig hebben en wat de huidige tekorten zijn. U leest hier het artikel.

 

In de september editie van TvO, Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde, heeft het UNO-VUmc dit maal mogen schrijven over de stageopdracht die we ontwikkelden voor leerling verzorgenden niveau 3 en 4.

Lees het volledige artikel hier.

Voor zorgprofessionals, onderzoekers, beleidsmedewerkers en managers.

Kom naar de jaarlijkse wetenschapsdag van SANO, de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg. Dit jaar in Groningen. Het thema is ‘methoden van onderzoek in de ouderenzorg’. Het belooft een interessant programma te worden, je vindt het hieronder. Inschrijven? Dat kun je ook direct hier doen.

 

Wanneer? Donderdag 8 november 2018 van 9.30 – 16.00, uur, inclusief lunch en drankje na afloop.

Waar? UMCG, Groningen

Waarover? Wetenschappelijke onderzoeksbenaderingen en -methoden.

Voor wie? • Onderzoekers, zorgprofessionals, managers en beleidsmedewerkers die werken aan het ontwikkelen, delen en (helpen) toepassen in de praktijk van (nieuwe) wetenschappelijke

kennis. • De organisatie waar je werkt is lid van een van de netwerken van SANO of daar direct bij betrokken.

Waarom?
• Nieuwe en verdiepende kennis verwerven en uitwisselen van ideeën over onderzoeksmethodieken
• Stimuleren van onderlinge (nieuwe) samenwerking in wetenschappelijke projecten.

Wat kost het? Aan deelname aan de SANO Wetenschapsdag zijn geen kosten verbonden.

Schrijf je nu in.

 

De toekomstige patiënt is een oudere patiënt met meervoudige chronische aandoeningen. De huidige gezondheidszorg is daar, met veel superspecialismen, nog onvoldoende op voorbereid. Hoe kunnen wij de studenten goed voorbereiden op de patiënt van de toekomst? Professor Cees Hertogh, hoofd UNO-VUmc en Hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg, spreekt tijdens dit symposium over ‘de dokter van morgen die we opleiden in de geneeskunde van gisteren’. Dit doet hij ook naar aanleiding van het promoveren van Ariadne Meiboom, die hij mocht begeleiden als promotor.

Datum, tijd, locatie en kosten
Dinsdag 2 oktober, van 09.00 – 12.00 in de Agora 1 zaal, VU Amsterdam, De Boelelaan 1105, Amsterdam. Deelname aan het symposium is kosteloos.

Inschrijven en registratie
Deelname aan het symposium is kosteloos. Wij verzoeken u vriendelijk tijdig te registreren. Agora 1 zaal heeft een maximale capaciteit van 79 plaatsen. U kunt zich online registreren via: www.vumc.nl/degezondheidszorgverandert

Promotie Ariadne Meiboom
Vanaf 13.45 uur bent u van harte welkom bij de promotie van Ariadne Meiboom, ‘The future is almost there: Attitudes of medical students towards medicine for older people and their motives for future career choice’ in de Aula van de Vrije Universiteit Amsterdam, De Boelelaan 1081 HV, Amsterdam. Inloop is vrij.

HANDHYGIËNE EN INFECTIES IN HET VERPLEEGHUIS

Infecties zoals blaasontsteking en longontsteking, komen veel voor bij verpleeghuisbewoners. Ziekteverwekkers die infecties veroorzaken, zoals bacteriën en virussen, worden makkelijk overgedragen van de ene naar de andere bewoner. Bijvoorbeeld via de handen van zorgpersoneel. Daarom is een goede handhygiëne bij zorgpersoneel heel belangrijk om infecties bij bewoners te voorkomen.

Voor het schooljaar 2017 – 2018 heeft het UNO-VUmc een stageopdracht ontwikkeld voor leerling verzorgenden niveau 3 en 4. De opdracht voor niveau 3 ging over het onderwerp ‘infecties’ en de opdracht voor niveau 4 over ‘handhygiëne’. Beide opdrachten bestonden uit een praktische taak én het meten van een aantal gegevens. Met deze opdracht hebben we ons als doel gesteld MBO studenten te laten ervaren dat zij zélf door middel van wetenschappelijk onderzoek bij kunnen dragen aan kwaliteitsverbetering van de ouderenzorg. En dat wetenschappelijk onderzoek dus niet ‘zo ver van je bed’ is als wellicht eerder gedacht.

Doel en methode
Leerling verzorgenden niveau 3 onderzochten middels een enquête het kennisniveau van hun collega’s over het signaleren en overdragen van tekenen van infectie bij bewoners. Vervolgens gaven zij een klinische les over dit onderzoek en toetsten zij of de kennis over het onderwerp daardoor was toegenomen.
De leerling verzorgenden niveau 4 observeerden collega’s tijdens een zorgronde in hoeverre handhygiëne richtlijnen werden toegepast. Zij ontwikkelden en organiseerden een klinische les waarin de resultaten van de observaties waren verwerkt. Na de les observeerden zij de betreffende collega’s opnieuw waarna zij onderzochten wat het effect van de klinische les was op hygiënisch werken.

Enthousiaste leerlingen
De opdracht werd enthousiast ontvangen door de MBO studenten. Wij ontvingen reacties als ‘met mijn onderzoek lukt het mij om mensen weer bewust te maken’ en ‘deze manier van werken bood mij een kans om zelf direct voor verbetering in onze zorg te zorgen’. Ook buiten de kaders van de opdracht droegen de studenten de kennis verder uit in hun organisaties.

Verder hebben wij kunnen concluderen dat het toepassen van handhygiëne is verbeterd onder de collega’s die zijn geobserveerd in het stageproject. Op basis van de beschrijvingen van de studenten kan ook gesteld worden dat de klinische les geleid heeft tot meer bewustzijn voor het belang van handhygiëne en daardoor het beter toepassen van handhygiëne op de werkvloer.

Meer informatie
Vragen over het onderzoek of het verslag ontvangen? Stuur dan een mail aan uno@vumc.nl

 

Ervaringen:

“Na de klinische les die ik heb gegeven merkte ik dat handhygiëne leefde op de afdeling en dat collega’s er meer op gingen letten. Er verschenen plotseling meer flacons handalcohol op de gang en op kamers bij cliënten.”

 “In de praktijk heb ik momenten waargenomen dat medewerkers elkaar aanspreken wanneer de handhygiëne richtlijnen niet worden nageleefd.”

“Dagen na de klinische les is tijdens koffie momenten herhaaldelijk over handhygiëne gesproken door de medewerkers”.


Dit jaar stelt het UNO-VUmc voor het eerst een stimuleringssubsidie voor praktijkgericht onderzoek beschikbaar. De stimulans bestaat uit een geldbedrag en begeleiding bij de opzet en uitvoering van het onderzoek. We nodigden alle medewerkers uit ons netwerk uit – in het bijzonder de echte ervaringsdeskundigen, de medewerkers op de werkvloer – met kleinschalige en praktijkgerichte onderzoeksprojecten of ideeën te komen. Deze moesten zich richten op het verbeteren van de zorg voor cliënten. Alle ingestuurde projecten werden beoordeeld op onder andere haalbaarheid en relevantie.

Vanuit de 22 ingestuurde ideeën zijn wij verheugd te kunnen melden dat de subsidie is toegekend aan twee projecten:

  • het project Vermindering irritatie tijdens maaltijden door groepsactiviteiten door medewerkers van de afdeling Gentiaan van Nieuw Toutenburg (Noorderbreedte).
    Binnen dit project wordt gestreefd naar een betere sfeer tijdens de avondmaaltijd. Er wordt gekeken of het organiseren van een groepsactiviteit voorafgaand aan deze maaltijd leidt tot minder geïrriteerd gedrag.
  • het project Flowcard CVA van Tineke Dansen (Cordaan). Binnen dit project wordt onderzocht of bij CVA-patiënten de inzet van meetinstrumenten kan worden gebruikt om te bepalen welk revalidatietraject gevolgd moet worden: ‘wel of niet intensief’ en ‘met of zonder logopedie’. In een pilot bleek de revalidatie-efficiëntie sterk toe te nemen. In het huidige project wordt beoordeeld of dit ook op grotere schaal het geval is.

Wij feliciteren deze leden van ons netwerk hartelijk en verheugen ons op mooie resultaten.

Dementie heeft verschillende vormen. Maar welke vorm een patiënt ook heeft, in de loop van de tijd zal hij of zij de wereld om zich heen steeds minder gaan begrijpen.

Er komen nieuwe gezondheidsproblemen bij…
Er ontstaan spraakstoornissen…
Beslissen over de eigen behandeling zal steeds moeilijker gaan…

Een grote verantwoordelijkheid komt op de schouders van de mantelzorgers neer. Een gevoelige en lastige taak waarop de meeste mensen niet of nauwelijks voorbereid zijn.

Voor wie?
Dit boekje is speciaal samengesteld voor familie en naasten. Maar ook voor zorgprofessionals is het een waardevolle handreiking. Bijvoorbeeld om de familie en naasten bij te staan met informatie na een gesprek.

De handreiking ‘Zorg rond het levenseinde voor mensen met Alzheimer of een andere vorm van dementie’ is nu ook online verkrijgbaar. Met deze handreiking vertellen wij over hoe dementie zich in het algemeen naar het einde toe ontwikkelt. Op die manier wordt inzicht gegeven in de mogelijke problemen en behandelmogelijkheden in de laatste levensfase. De handreiking legt de nadruk op palliatieve zorg.

 

 

 

 

Het verzamelen van kerndata om conclusies te kunnen trekken over juist gebruik van antibiotica is niet als extra belastend ervaren. Dat lieten onderzoekers en zorgorganisaties weten nadat zij samenwerkten in de pilot ‘Juist Gebruik van Antibiotica’.

Op basis van reguliere zorgregistraties en door middel van een minimale toevoeging aan het ECD (Elektronisch Cliënten Dossier) van de betrokken organisaties is er data gegenereerd. Wij verzamelden welke antibiotica werden voorgeschreven, op basis van welke symptomen en klachten. Vervolgens boden wij de betrokken organisaties inzicht in wat zij voorschreven in vergelijking met collega’s in andere verpleeghuizen. Dit voorschrijfbeleid vergeleken wij vervolgens met nieuwe richtlijnen, die later dit jaar gepubliceerd worden. Hierdoor kregen zowel de onderzoekers als de deelnemende organisaties een goed beeld van de verhouding tussen hun voorschrijfbeleid en de nog te implementeren richtlijnen.

Een mooi voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen de Academische Werkplaatsen Ouderenzorg, waaronder het UNO-VUmc, de aangesloten zorgorganisaties en GeriMedica als leverancier van het elektronisch patiëntendossier Ysis.

Op basis van de bevindingen uit het project Juist Gebruik van Antibiotica, volgt dit najaar een vervolg. De betrokken zorgorganisaties worden begeleid in het zich meer toe-eigenen van het project. Hen wordt onder meer een kosteloze training in Antibiotic Stewardship aangeboden. Deze training ontwikkelen wij samen met Verenso.

 

Lees hier het eindrapport Juist Gebruik Antibiotica en Stewardship.

 

PERSBERICHT

Structurele financiering voor kennisontwikkeling ouderenzorg

 

 

 

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft besloten om de zes Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg (SANO), waaronder het UNO-VUmc, structurele financiering te verlenen. De zes netwerken hebben jaren een bewezen substantieel aandeel in de wetenschappelijke kennisontwikkeling in de langdurige ouderenzorg, denk hierbij aan het niet meer vastbinden van ouderen in verpleeghuizen. De aanvullende structurele financiering, uitgevoerd door ZonMw, levert naar verwachting nieuwe kennis op over bijvoorbeeld effecten van innovaties in de organisatie van de ouderenzorg, slimme aansluitingen op de arbeidsmarkt en verdere verbetering van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Deze nieuwe kennis komt landelijk beschikbaar voor alle verpleeghuizen in Nederland.

Nederland telt zes academische netwerken ouderenzorg die al jarenlang wetenschappelijk onderzoek uitvoeren in de verpleeghuiszorg en thuiszorg. De netwerken zijn een gezamenlijk initiatief van zes universiteiten van Maastricht, Nijmegen, Tilburg, Leiden, Amsterdam (Amsterdam UMC, locatie VUmc), Groningen en de betrokken verpleeghuizen. In de netwerken werken onderzoekers, zorgverleners, ouderen en hun mantelzorgers, beleidsmakers en docenten van het WO, HBO en MBO samen aan concrete thema’s, zoals het verbeteren van pijnbeoordeling bij mensen met dementie, het versterken van de inbreng van verpleeghuisbewoners en hun verwanten, het voorkomen van onvrijwillige zorg en het door ontwikkelen en optimaliseren van geriatrische revalidatiezorg. Zo heeft onderzoek in de netwerken ertoe geleid dat de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in verpleeghuizen sterk is gereduceerd en dat onbegrepen gedrag bij mensen met dementie adequaat wordt aangepakt door zorgverleners.

Om de slagkracht van deze Academische Netwerken Ouderenzorg te vergroten heeft het ministerie van VWS besloten de zes netwerken te co-financieren met structurele gelden die oplopen en vanaf 2020 €700.000 bedragen per netwerk per jaar. Dat houdt bijvoorbeeld in dat meer vaste onderzoeksmedewerkers aan universiteiten kunnen worden aangesteld en ook dat meer duobanen binnen de netwerken kunnen worden ingesteld. In die duobanen werken onderzoekers van universiteiten deels in een zorgorganisatie en zijn zorgverleners zoals verpleegkundigen, paramedici, psychologen en artsen deels werkzaam bij een universiteit, HBO- of MBO-organisatie. In het verlengde daarvan kan meer onderzoek worden gedaan naar thema’s die zorgverleners en ouderen zelf belangrijk vinden en wordt ook meteen gestart met het toepassen van nieuwe kennis in de praktijk.

Met de structurele financiering wordt de bestaande kennisinfrastructuur dus versterkt. Hierdoor kunnen de netwerken een forse impuls geven aan het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, in nauwe samenwerking met de zorgpraktijk en het onderwijs. Dit is belangrijk omdat door deze kennisontwikkeling de kwaliteit van zorg voor en kwaliteit van leven van ouderen in een kwetsbare positie kan worden verbeterd. Daarnaast kan de verpleeghuiszorg hiermee duurzaam verbeteren en vernieuwen.

 

Noot voor redactie, niet voor publicatie:

 

Voor informatie over de structurele financiering van de Academische Netwerken Ouderenzorg kan contact worden opgenomen met:

 

Namens de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg: Prof. dr. Jan Hamers
E: jph.hamers@maastrichtuniversity.nl T: 043-3881698
Namens VWS: de heer Alex Dees
E: aj.dees@minvws.nl T: 06-15943788

Namens ZonMw: Drs. Abida Durrani
E: durrani@zonmw.nl T: 070-3495239

  

Voor informatie over de werkwijze van een specifiek netwerk, hun projecten en mogelijkheden die de structurele financiering biedt kan contact worden opgenomen met:

Amsterdam (Universitair Netwerk Ouderenzorg VUmc): Prof. dr. Cees Hertogh
E: cmpm.hertogh@vumc.nl T: 020-4448374

Maastricht (Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg): Prof. dr. Jan Hamers
E: jph.hamers@maastrichtuniversity.nl T: 043-3881698

Nijmegen (Universitair Kennisnetwerk Ouderenzorg Nijmegen): Prof. dr. Raymond Koopmans
E: raymond.koopmans@raboudumc.nl T: 024-3668244

Tilburg (Tranzo Academische Werkplaats Ouderenzorg): Prof. dr. Katrien Luijkx
E: k.g.luijkx@uvt.nl T: 013-4662969

Leiden (Universitair Netwerk voor de Care sector Zuid Holland): Prof. dr. Wilco Achterberg
E: w.p.achterberg@lumc.nl T: 071-5268444

Groningen (Universitair Netwerk Ouderenzorg UMCG): Prof. dr. Sytse Zuidema
E: s.u.zuidema@umcg.nl T: 06-25647103

 

 

 

Het Academisch Medisch Centrum (AMC) en VU medisch centrum (VUmc) zijn op donderdag 7 juni 2018 bestuurlijk gefuseerd. De voorzitters van de beide Raden van Bestuur zetten daarvoor vanmiddag hun handtekening. Dat gebeurde in de binnenstad, op een historische plek voor de Amsterdamse geneeskunde: het 17e-eeuwse anatomisch theater in De Waag.

Na een intensieve voorbereiding van enkele jaren, werken de twee Amsterdamse academische ziekenhuizen vanaf dit moment  samen onder een gezamenlijke naam: Amsterdam UMC. Deze stap maakt het de beide Amsterdamse universitair medische centra mogelijk om in gezamenlijkheid hun kerntaken verder te ontwikkelen: complexe patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek, en onderwijs & opleidingen. Amsterdam UMC zet nu een proces in gang van voortgaande integratie. In eerste instantie betreft dit vooral de patiëntenzorg en het wetenschappelijk onderzoek.

Bestuur
In juridische zin, blijven AMC en VUmc aparte entiteiten. De beide umc’s houden hun eigen contracten met medewerkers en overeenkomsten met leveranciers. Ook contracten met banken en verzekeraars worden door de afzonderlijke instellingen afgesloten, en beide ziekenhuizen houden een aparte jaarrekening.
Na de bestuurlijke fusie kent elk umc weliswaar nog steeds een eigen Raad van Bestuur, maar in beide huizen nemen daarin wel dezelfde vijf mensen plaats: Hans Romijn, Wouter Bos, Frida van den Maagdenberg, Chris Polman en Mark Kramer.
Hans Romijn blijft bestuursvoorzitter van het AMC en is vicevoorzitter bij VUmc, Wouter Bos blijft bestuursvoorzitter bij VUmc en is vicevoorzitter bij AMC. Ook in de twee Raden van Toezicht nemen dezelfde, zeven, mensen zitting. Wim Kuijken is voorzitter van beide Raden van Toezicht.

Patiëntenzorg
Met de fusie wil Amsterdam UMC de kwaliteit van patiëntenzorg, voor nu en komende generaties, een nieuwe impuls geven. Onderdeel daarvan is het samenbrengen van specifieke patiëntgroepen op telkens één van beide locaties. Hiermee kunnen wij de duurzame beschikbaarheid van complexe patiëntenzorg garanderen.
De eerste verschuivingen in het zorgaanbod vinden naar verwachting dit najaar al plaats. De Intensive Care Kinderen bijt het spits af. Deze zorg verschuift naar de locatie AMC. Daarna volgen concentraties van patiëntenzorg over en weer.

Wetenschappelijk onderzoek
Amsterdam UMC kent inmiddels acht geïntegreerde onderzoeksinstituten (zie amsterdamresearch.org). Door deze bundeling van krachten kunnen de onderzoeksinstituten hun wetenschappelijk onderzoek doelmatiger organiseren en worden ze wereldwijd een aantrekkelijkere partner voor grootschalige, internationale en langjarige studies. Dit is interessant voor studenten en onderzoekers uit binnen- en buitenland.

Onderwijs & opleiding
De afzonderlijke studies geneeskunde blijven bestaan, die zijn immers gelieerd aan de twee Amsterdamse universiteiten: de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit.
De 3-jarige bacheloropleidingen blijven volledig gescheiden. De masteropleidingen (coassistentfase) gaan in de loop van de jaren veranderen; als medische specialismen op één van beide locaties zijn geconcentreerd, kunnen de betreffende coassistentschappen van beide studies immers alleen daar worden aangeboden.

Personeel en werk
AMC en VUmc hebben een gezamenlijk sociaal beleidskader afgesproken met de bonden. Een van de belangrijkste afspraken geldt de baanzekerheid. Zo behouden medewerkers werk en vallen er geen gedwongen ontslagen in de komende vijf jaar, voor reorganisaties die het gevolg zijn van de fusie. Overigens blijkt nu al dat het voor vele functies lastig is om vacatures in te vullen. Naar verwachting neemt de vraag naar personeel in de patiëntenzorg bovendien alleen maar toe.
Medewerkers kunnen wel gevraagd worden om mobiel te zijn, bijvoorbeeld als door samenvoeging van afdelingen werken op de andere locatie nodig is. Ook daarover zijn afspraken gemaakt in het sociaal beleidskader.

Bron: VUmc

 

Wat betekent dit voor de naamgeving van het UNO-VUmc?
Op donderdag 8 juni is de nieuwe naam bekend geworden: Amsterdam UMC. Wat dit precies voor de naam van ons netwerk te betekenen heeft wordt nu in kaart gebracht. Meer informatie hierover volgt zeer binnenkort.

Cees Hertogh heeft zo zijn bedenkingen en legt uit waarom.

 

Amsterdam, 15 mei 2018

 

Anticiperend denken en handelen, of te wel ‘voorzorg’, is een belangrijk aspect van goede ouderengeneeskundige zorg. Steeds meer patiënten nemen hiertoe zelf het initiatief en maken een wilsverklaring. Maar moet de dokter daar nu echt zo blij mee zijn? Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg van VUmc en hoofd van het UNO-VUmc, heeft zo zijn bedenkingen en legt uit waarom.

 Schriftelijke wilsverklaringen zijn populair en het aantal ouderen met zo’n verklaring neemt gestaag toe. Mensen denken dus beter na over hun toekomst, zo lijkt het. Maar mijn stelling is: een wilsverklaring is de slechtst denkbare vorm van voorzorg.

‘Dit zou zij nooit gewild hebben’
De schriftelijke wilsverklaring is afkomstig uit de VS. Het geloof dat mensen door middel van zo’n instrument invloed op hun toekomstige behandeling zouden kunnen uitoefenen werd enorm gesterkt door enkele geruchtmakende rechtszaken. In één zo’n zaak trachtten ouders te bewerkstelligen dat de rechter toestemming zou geven voor het staken van de kunstmatige beademing van hun kind, dat in een irreversibel coma was geraakt. “Als onze dochter een moment zou ontwaken en kon waarnemen in welke situatie zij terecht was gekomen, zou zij dit nooit gewild hebben”, zo luidde de verzuchting van de machteloze ouders. Om die situatie van even ontwaken zo dicht mogelijk te benaderen en daarmee de vroegere wilsbekwame persoon een stem in behandelbeslissingen te geven, leek de schriftelijke wilsverklaring – een advance directive – het ideale instrument.

Nalaten versus toepassen
Begin jaren negentig werd ook in Nederland wetgeving van kracht die het opstellen van zo’n wilsverklaring moest aanmoedigen. Onder druk van de politiek werd de zogenaamde ‘negatieve wilsverklaring’ opgenomen in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). De negatieve wilsverklaring (of behandelweigering) kreeg daarmee een sterke juridische status: de arts dient zo’n verklaring te respecteren, tenzij hij gegronde redenen kan aanvoeren om dat niet te doen.

Tegenover deze negatieve verklaring staat de positieve verklaring. Daarin gaat het niet om het nalaten van bepaalde handelingen, maar juist om het toepassen van handelingen die in een verklaring nader worden omschreven. In 2002 werd een regeling getroffen voor de meest voorkomende vorm van deze positieve wilsverklaring, namelijk de euthanasieverklaring. Met dit verschil dat een arts nooit gedwongen kan worden om zo’n positieve verklaring uit te voeren.

Onwillige artsen?
Dit laatste lijkt echter steeds minder goed uit te leggen. In de euthanasiediscussie van vandaag wordt met enige regelmaat frustratie geuit over de vermeende onwilligheid van artsen om een euthanasieverklaring uit te voeren. Een voorbeeld is een opiniestuk dat op 10 januari 2018 in het AD verscheen onder de titel “Wie helpt mijn demente moeder uit haar lijden?” Daarin staat de volgende passage: “In 2002 heeft zij, toen nog bij haar volledig volle  verstand, haar wilsverklaring opgesteld, bekrachtigd door middel van vijf handtekeningen. Zij is al vele jaren lid van de NVVE. Maar nu zij dementeert, is hiervan niets meer rechtsgeldig.”

Geen contract
Vijf handtekeningen en het lidmaatschap van de NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde) lijken extra gezag te moeten geven aan de euthanasieverklaring. Alsof het een contract betrof, waarvan de afdwingbaarheid toeneemt naarmate er meer handtekeningen onder staan. Alleen: een wilsverklaring is geen contract. Een contract veronderstelt namelijk op z’n minst twee partijen en die zijn er niet bij het opstellen van een wilsverklaring. Het recht omschrijft zo’n verklaring dan ook als een ‘eenzijdige rechtshandeling’. Dat wil echter niet zeggen dat het gezag van een wilsverklaring dan exclusief gegrondvest zou kunnen worden op het principe van de individuele zelfbeschikking (voorafgaand of anticiperend). Een wilsverklaring – positief of negatief – voert immers niet zichzelf uit, maar vergt een actieve betrokkenheid én verantwoordelijkheid van anderen, in het bijzonder van de arts. Anders dan een regulier testament, dat de laatste wil van een overledene bevat, verwoordt een wilsverklaring de vroegere opvatting van een persoon, wiens kwetsbare leven beschermwaardigheid toekomt. De arts heeft hier een bijzondere verantwoordelijkheid, die niet afgewenteld kan worden op een eerder vastgestelde wilsverklaring.

Veranderingen
Daarnaast roept het ontbreken van een geldigheidsduur regelmatig twijfel op aan de waarde van een schriftelijke wilsverklaring. Zie het voorbeeld hierboven: de opvatting die vol overtuiging in de wilsverklaring werd vastgelegd dateert van 2002. Ook al staan daar vijf handtekeningen op, de vraag blijft of dit document in januari 2018 nog wel valide was? Wie in coma raakt kan z’n mening niet bijstellen. Maar hoe anders is dat voor patiënten die te maken krijgen met een chronisch progressieve aandoening? Mensen hebben een aanpassingsvermogen dat zij doorgaans slecht van zichzelf kennen. En dat gaat ook niet meteen verloren als zich cognitieve veranderingen voordoen, integendeel: ‘people tend to change their mind, especially when their minds have changed’. De essentie van goede zorg is daarom om respectvol om te gaan met veranderingen in opvatting en perspectief, óók als het gaat om mensen met beperkte wilsbekwaamheid.

Tijd is kwaliteit
Schriftelijke wilsverklaringen hebben dus een betrekkelijke betekenis…
Ik heb om deze redenen weinig vertrouwen in het monologisch vastleggen van voorzorgwensen in een statisch document. Veel meer verwacht ik van een dialogische benadering van anticiperende zorg, in de vorm van regelmatige gesprekken tussen arts en patiënt. Dat vergt tijd. Zeker. Maar tijd die zich terug betaalt in kwaliteit en in persoonsgerichte medische zorg.

 

Cees Hertogh
Hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg van VUmc en hoofd van het UNO-VUmc schrijft in deze blog over zaken die hem en het UNO-VUmc bezig houden.
Reageren? Dat kan door een mail te sturen aan uno@vumc.nl

Volg het UNO-VUmc op LinkedIn en Twitter.

 

Deze blog is gebaseerd op het artikel ‘Van voorafgaande zelfbeschikking naar anticiperend dialoog’, verschenen in het H&O magazine (nr. 2, 2018) van VUmc. H&O is het magazine van de afdeling huisartsgeneeskunde & ouderengeneeskunde van VUmc. Geïnteresseerd in het magazine? Mailt u dan uw adres gegevens aan uno@vumc.nl, ovv H&O magazine ontvangen.

 

Tijdens het Atlantcongres op 19 april sprak Cees Hertogh, hoofd UNO-VUmc  en hoogleraar Ouderengeneeskunde & Ethiek van de zorg bij het VUmc over dilemma’s bij de zorg aan mensen met het syndroom van Korsakov.

Met de titel ‘Wat we doen en wellicht niet mag’ kwamen er herkenbare voorbeelden uit de zaal: iemand een sigaret beloven om hem te motiveren, terwijl je weet dat roken ongezond is. Of iemand tegen zijn zin naar muziektherapie sturen omdat je weet dat hij er wél blij van wordt.

Professor Cees Hertogh vindt dit herkenbare voorbeelden die men kennelijk bewust op het netvlies heeft. “Dat getuigt van een morele sensitiviteit die je niet overal ziet.”

Cees gaat in op verschillende ethische benaderingen van dilemma’s in de praktijk van alledag. “Het gaat hier om een kwetsbare autonomie. Over de keuze: respecteren of interveniëren?” Hij verwijst naar het welkomstwoord door de bestuurder van Atlant, Thijs Houtappels. Die benadrukte duidelijk het begrip ‘ruimte’ uit de visie van zijn organisatie. Cees: “Op veel websites binnen de zorg vind je termen als ‘eigen regie’ en ‘zelfontplooiing’. Maar er is altijd een spanningsveld tussen ruimte geven en begrenzen. Als je met deze groep wilt werken, vraagt dat een specifieke professionaliteit. Want bij Korsakov-patiënten heb je te maken met een dubbele kwetsbaarheid: als iemand zeker weet dat hij niks mankeert, is het lastig zorgen. Bovendien confronteert zorgweigering je als zorgprofessional ook met je eigen kwetsbaarheid.”

Geïnteresseerd in de hele keynote van Professor Hertogh? Klik hier.

 

Hoeveel Florence Nightingales telt Nederland? “Ontelbaar veel”, zegt Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg en hoofd universitair netwerk ouderenzorg VUmc (UNO-VUmc). “Want iedere verzorgende of verpleegkundige heeft wel een stukje van haar opmerkelijke karakter in zich: niet alleen verpleegde en verzorgde zij zieke en gewonde patiënten. Zij zorgde er bovendien voor dat processen beter gingen lopen en de zorg voor patiënten verbeterde. Een taak die vandaag de dag in het bijzonder op de schouders van onze zorgmedewerkers drukt, én die met beide handen aangepakt wordt. De zorg in Nederland is niet meer zoals vroeger. We werken er elke dag aan om betere zorg aan onze ouderen te leveren, om de veranderingen die gaande zijn in goede banen te leiden. Florence Nightingale is een werkwoord: jij Florence Nightingalet, wij Florence Nightingalen…. Wij zorgen voor de dag van morgen.  #12mei #dagvandeverpleging #trotsopdezorg #DvdV2018

 

 

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de kwaliteit van leven positief wordt beïnvloed door een gezonde mond. Om die reden wordt er veel onderzoek gedaan naar dit onderwerp én heeft de opleiding mondzorgkunde van Hogeschool InHolland Amsterdam een maatschappelijke stage in een verpleeghuis verplicht gesteld.

Kersti de Lugt-Lustig, werkzaam bij Vivium als Mondzorg Coach en docent ouderenzorg bij Hogeschool InHolland Amsterdam, zoekt zorginstellingen waar studenten mondzorgkunde stage kunnen lopen. De eerste stageperiode begint in november 2018 en duurt 7 weken (waarvan 1 dag per week stage). Aan de stage zijn geen kosten verbonden voor de zorginstelling.

Interesse of meer informatie? Kersti staat je graag te woord:

kersti.delugtlustig@InHolland.nl

T 06.23 81 69 38.

 

Leidt een beslisboom voor behandeling van urineweginfecties tot beter antibioticagebruik?
Het RIVM start in samenwerking met regionale zorgnetwerken een groot landelijk onderzoek naar resistente bacteriën in verpleeghuizen. Dit zijn bacteriën die ongevoelig zijn voor antibiotica. Steeds meer bacteriën worden ongevoelig voor antibiotica. Dat kan betekenen dat een ‘gewone’ infectie zoals een blaasontsteking, moeilijker kan worden behandeld. Daardoor zijn patiënten vaak langer of ernstiger ziek. Dit betreft vooral kwetsbare mensen, zoals zieken en ouderen. Het is de bedoeling dat ongeveer 300 verpleeghuizen verspreid over het hele land mee gaan doen.

Ook het UNO en haar aangesloten lid-organisaties buigen zich over deze problematiek. Met onderzoek ANNA wordt bekeken of de inzet van een beslisboom voor de behandeling van urineweginfecties leidt tot beter antibioticagebruik. Meer informatie?

Managing pain and challenging behaviour in nursing home residents with dementia’.

Pijn, gevoelens en gedachten moeilijk te achterhalen
In het ziektebeloop van dementie komt gedrag zoals onrust (agitatie), lusteloosheid (apathie) en depressie veel voor. Dit gedrag, ook wel neuropsychiatrische symptomen genoemd, stelt familie en zorgverleners voor grote uitdagingen. Neurologische veranderingen die door dementie zijn veroorzaakt, kunnen de oorzaak zijn van deze symptomen. Maar er kunnen ook andere oorzaken zijn, zoals lichamelijke aandoeningen, pijn en over- of onderprikkeling. Het gevolg is dat het gedrag niet meer wordt gezien als ‘signaal’ en wordt behandeld met psychofarmaca. Dit is vaak niet effectief én kan ernstige bijwerkingen hebben. Bij patiënten met deze klachten is het moeilijk om pijn goed te herkennen, gevoelens en gedachten duidelijk te krijgen en de juiste actie daarop te ondernemen. Een goede analyse van de achtergronden van de symptomen of gedrag is daarom wenselijk.

Methode om gedrag patiënt te analyseren
STA OP! is een stapsgewijze methode om het gedrag van de patiënt te analyseren en gerichte en effectieve acties te ondernemen. In het stappenplan worden algemene, lichamelijke, psychologische en sociale oorzaken van het gedrag onderzocht en worden mogelijke interventies aangereikt. Daarbij is speciale aandacht voor het onderzoek en behandeling van pijn. Als voorgaande stappen geen oplossing bieden wordt gekeken of externe deskundigheid nodig is (bijvoorbeeld een psychiater) of dat psychofarmaca moeten worden voorgeschreven.

STA OP! methode effectief in het verminderen van neuropsychiatrische symptomen
Het onderzoek laat zien dat de STA OP! methode effectief is in het verminderen van neuropsychiatrische symptomen (zoals agitatie, apathie en depressie), pijn en psychofarmaca bij verpleeghuisbewoners met gevorderde dementie. STA OP! biedt zorgverleners een effectieve stapsgewijze methode om onbegrepen gedrag bij dementie beter te behandelen. De werkmethodiek van STA OP! wordt op dit moment ontwikkeld en zal binnen enkele maanden voor elke organisatie beschikbaar zijn om mee aan de slag te gaan.

Op woensdag 16 mei 2018, om 13:45 uur zal Marjoleine haar proefschrift getiteld ‘STA OP! Managing pain and challenging behaviour in nursing home residents with dementia’ verdedigen in de aula van de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Meer informatie over STA OP!? Mail je vraag of opmerking naar uno@vumc.nl

 

 

Stuur nu verbeter ideeën in met kans op subsidie!

 

Meehelpen de zorg aan onze cliënten verder te ontwikkelen? Of onderzoeken of het invoeren van die nieuwe werkwijze leidt tot de gewenste uitkomsten? Het UNO-VUmc stelt een subsidie van €15.000 beschikbaar voor de organisatie die een kleinschalige, praktijkgerichte onderzoeksproject in ouderenzorgorganisaties wilt uitvoeren dat leidt tot betere zorg of werkwijzen.

Er zijn drie typen onderzoeken mogelijk:

  • Ontwikkel een werkwijze of product voor een probleem of vraag uit de praktijk, en onderzoek of deze werkwijze een oplossing biedt. Voorbeeld: Het valt je op dat cliënten die thuis nog een huisdier hadden, de omgang met het dier vaak missen. Je wilt onderzoeken of een dagbestedingsactiviteit met dieren een positieve invloed heeft op de kwaliteit van leven van deze cliënten.
  • Je wilt onderzoeken of een werkwijze of product, die al in jouw organisatie wordt gebruikt, ook leidt tot de gewenste uitkomsten. Of: je wilt onderzoeken of een werkwijze die elders leidt tot gewenste uitkomsten, óók in jouw organisatie goed werkt. Voorbeeld: De facilitaire dienst heeft een ‘kookboek’ ontwikkeld waaruit cliënten in een kleinschalig woongroep zelf een weekmenu kunnen samenstellen. Sinds kort wordt dit in enkele woongroepen gebruikt. Je wilt onderzoeken of de cliënten in de woongroepen die gebruik maken van het kookboek beter eten dan cliënten in de woongroepen die het kookboek niet gebruiken.
  • Je wilt onderzoeken of het lukt om een werkwijze of product, waarvan bekend is dat deze positieve effecten heeft, op een succesvolle manier is in te voeren in jouw organisatie. Voorbeeld: Onderzoek heeft aangetoond dat een bepaalde werkmethode in de GRZ ertoe leidt dat cliënten sneller weer naar huis kunnen. Je wilt deze werkmethode invoeren op drie afdelingen en daarbij onderzoeken op welke manier dit het beste lukt.

Voor deelname aan deze subsidieoproep bestaan enkele voorwaarden. Heb je ideeën of wil je de details van deze subsidieoproep inzien? Mail dan je naam, emailadres, functie, naam van de organisatie waar je voor werkt en het telefoonnummer waarop je te bereiken bent naar uno@vumc.nl en wij nemen contact met je op.

Meld je idee voor 20 april 2018 aan via uno@vumc.nl. We zien uit naar bijdragen van onze aangesloten organisaties.

 

Volg  ons nu op LinkedIn en Twitter.

‘Hoe zorgen we er voor dat we ons netwerk én de professionals daarbuiten bereiken, betrekken en inspireren met datgeen waar het UNO-VUmc met haar aangesloten zorgorganisaties voor staat? ‘Dat was het uitgangspunt bij de vraag of het zinvol is om ons netwerk ook op LinkedIn en Twitter te presenteren. En ja, meenden wij, dat is het zeker! Om meerdere redenen: social media is een passende manier om de nieuwste onderzoeken en resultaten te delen. Het is een manier om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen die gaande zijn binnen de aangesloten organisaties in ons netwerk. Het geeft ons inzicht in wat andere netwerken of kenniscentra zo allemaal ondernemen. Het vereenvoudigt het in contact komen, en blijven, met alle professionals van onze aangesloten organisaties. Én het stelt ons in staat de buitenwereld kenbaar te maken aan welke ontwikkelingen wij als netwerk elke dag zo hard werken en welke projecten of onderzoeksresultaten wij klaar hebben liggen om voor hen mee aan de slag te gaan.

Een nieuw type netwerk dus: via de mogelijkheden van LinkedIn en Twitter. Wij nodigen u daarom uit om ons op LinkedIn en/of Twitter te volgen. We delen hier wetenswaardigheden, nieuws, nieuwe onderzoeken, resultaten, enzovoort. Volg ons, deel en praat mee!